Ill
grond voor den landbouw moet kunnen verkrijgen, thans vrijwel
door een ieder bevestigend wordt beantwoord, komt Dr. Meyer
Ranneft tot de conclusie, dat er tenslotte 3 punten overblijven,
waarover de schrijvers, die het vraagstuk behandelden, zooals
Prof. Logemann Mr. Jaarsma -), Mr. Adolfs 3), Prof. Nolst
Trenité 4) en Mr. de Waal 5) hef niet eens zijn.
Die punten zijn: le de vraag naar de grenzen waarbinnen grond
rechten kunnen worden afgestaan, 2e. de aard van het recht, of
het al dan niet adatrecht moet zijn, 3e. de registratie, het Kadaster.
De meening van den schrijver omtrent de beide eerste punten,
gaan we hier stilzwijgend voorbij 6) en volstaan met letterlijk
diens zienswijze het kadaster betreffende over te nemen:
,,De derde vraag is die naar een kadaster, naar de mogelijkheid
en noodzaak van een eenvoudige registratie en boekhouding van
gronden. Zij komt vooral maar niet uitsluitend aan de orde
als beslist zal zijn, dat de grond in ander recht dan adatrecht
wordt gegeven. Adatgrondrecht toch kent tot nog toe geen indi
vidualisatie en registratie, het is onderdeel van een ander rechts
systeem.
Herhaaldelijk is in de laatste decennia een Inlandsch kadaster
aan de orde geweest en naar aanleiding van Mr. Jaarsma's boek
is het nu ook weer besproken in een lezenswaardig artikel van
den Heer Van Huls 7) in het Tijdschrift van het Kadaster. 12)
Inderdaad verdient de vraag overweging in hoeverre de tegen
woordige periode van opleving gebruikt kan worden om het In
landsch kadaster een stap vooruit te brengen, zelfs los van het
Indo-grondenvraagstuk. Gemakkelijk zal dat echter niet zijn. Het
kadastervraagstuk heeft een economisch, een juridische in Indië
Kol. Studiën 1937, afl. IInd. Tijdschr. v.h. Recht 1937, afl. I.
2) Grond voor den Nederlander.
In „de Suikerbond" 1937, No. 7 en „de Locomotief" l-3-'37.
4) Kol. Tijdschrift 1937, afl. 4 en 6.
„De Agrarische Situatie" (Soer. Handelsbl. 16 en 17 Maart 1937), „Om
den Grond" (overdr. Soer. Handelsbl., Juni, 1937) en „Gesuikerde Pillen"
(Soer. Handelsbl., 6 en 7 October 1937).
r>) Ik hoop later op de door Dr. M. R. gegeven oplossing terug te komen,
v. H.
7) Klaarblijkelijk is hier bedoeld Van Mil, want het is diens artikel, waarin
Mr. Jaarsma's boek besproken wordt en waarvan de aangehaalde blz. 65
deel uitmaakt. v.H.
12) 1937, aflevering 1, blz. 65*