161
De Residentierechter weigert het verzoek, overwegende, dat het
geen steun vindt in art. 526 Regl. Burg. Rv., daar dit artikel alleen
aan den k o op e r de bevoegdheid heeft willen geven om op de
wijze, bepaald bij art. 1033 Rv., tot ontruiming van het perceel
door den geëxecuteerde te geraken, dat verzoekster het op haar
beurt van den eersten kooper heeft gekocht, dat dus wel de Re
geering van Ned.-Indië tot ontruiming had kunnen noodzaken,
doch, daar dit recht niet overgaat op de volgende
verkrijgers, ook requestrante dat recht niet heeft verkregen.
Aangezien het verzoek reeds op dezen grond wordt afgewezen,
behoeft de Residentierechter niet te beoordeeien of Siti Aijsah
inderdaad als geëxecuteerde moet worden aangemerkt.
D. Deel 147 blz. 755-765. Arrest H. Q. H. 17-3-'38.
Geïntimeerde: Lim. Appellant: Kam.
De N.V. Kam Tjio He heeft in 1905 aan Lim geschonken het
perceel eig. verp. No. 427.
De vader van Lim, welke laatste minderjarig was, heeft bij de
zelfde not. akte die schenking aanvaard. Het perceel is overge
schreven op naam van Lim blijkens akte dd. 1909 No. 166.
Lim stelt verder in de dagvaarding voor den Raad van Justitie
te Batavia, dat Kam sinds geruimen tijd zonder toestemming van
Lim en zonder eenig recht of titel, mitsdien onrechtmatig een
strook grond ter grootte van 50 m2, deel uitmakend van E 427,
aan 2 zijden aan het perceel van Kam (E 494) grenzend en aan
een zijde aan dat van Lim, occupeert.
Zelfs heeft Kam op die strook gebouwd.
Vergeefs heeft Lim bij deurwaardersexploit Kam tot ontruiming
gesommeerd.
Verder stelt Lim, dat die handelwijze een onrechtmatige daad
oplevert, daar hijzelf het litigieuse stuk heeft willen bebouwen
met een goedang, doch, daarin door Kam verhinderd, elders een
goedang heeft moeten huren. Hij eischt een schadevergoeding
van 6000.en bovendien veroordeeling van Kam om binnen
een bepaalden tijd de grond te ontruimen, eventueel met behulp
van den sterken arm.
De Raad heeft den eisch toegewezen, nadat tegen Kam verstek
was verleend.