168
De schrijver zegt dan ook aan het eind van zijn verhandeling:
„Het is goed te bedenken, dat al deze verschuivingen hebben
plaats gevonden zonder of bijkans zonder de toepassing van
de beruchte conversieregeling Wordt het niet tijd deze vol
slagen overbodige (om geen erger woord te gebruiken, waarvoor
werkelijk alle aanleiding zou zijn) regeling op te heffen, die niet
dan verwarrend en remmend kan werken."
B. Aflevering 3 van 1938.
Rechten op Grond voor Nederlanders-blij
vers in N e d. - I n d i Onder dezen titel is in het Kol. Tijd
schrift opgenomen de bijlage, die gevoegd was bij een adres van
de Vereeniging Indië-Nederland aan den Gouverneur-Generaal van
Ned.-lndië.
De Vereeniging kant zich in de eerste plaats tegen de toeken
ning van tweeërlei soorten recht (Inlandsch recht en bij opper
vlakten groöter dan 5 bouw het kleinerfpachtsrecht), die de Com
missie Spit den Europeaan-blijver heeft toebedacht. Zij acht het
Indisch agrarisch recht al ingewikkeld genoeg, zoodat zij hier aan
één recht de voorkeur geeft. Bovendien wil men een boerenmid-
denstand mogelijk maken, dan is toekenning van het eerste recht
(max. 5 bouw) van geen beteekenis. Dit zou ook de Comm. Spit
hebben ingezien en daarom aan het tweede recht hebben gedacht,
voor zooveel het betrof de vorming van dien middenstand. Maar,
voert de Vereeniging hiertegen aan, men is toch uitgegaan van
het sterke verlangen bij den Indo-Europeaan om op gemakkelijke,
zekere en niet kostbare wijze recht op grond te verkrijgen. Dan
moet men ook een oplossing zoeken, die aan die verlangens te
gemoetkomt.
De Vereeniging heeft de navolgende desiderata:
le. De eisch van minder- bemiddeldheid
laten vervallen. Anders zal men waarschijnlijk niet de
juiste gegadigden voor den midden-landbouw verkrijgen. Boven
dien is de grens te vaag.
Bedoeld is de Regeling van de wijze, waarop het communaal bezit in de
Gouverncmentslanden op Java en Madoera, wat de bouwgronden betreft,
kan worden veranderd in erfelijk individueel bezit. (K.B. 1885 S. 102),
v. H.