179 tegenover de desagemeenschap, de voor den indo-nederlander niet aanvaardbare, onderschikking aan de desagemeenschap. Hij acht deze gedachtengang irreëel, berustend op een veel te wester sche juridische voorstelling van zaken in een materie van adatrecht en gaat uit van de stelling, dat het recht der desa's, de kleine inheemsche rechtsgemeenschappen, het adatrecht is, d.w.z. niet ratio nalistisch gedecreteerd in voor de toe komst beraamde wilsbesluiten, maar als rechtsregels te abstraheeren uit concrete reacties van de gemeenschap of haar hoof den op haar beroerende gedragingen en omstandigheden. Het komt dan niet aan op de vraag „wat is de inhoud van het recht, doch hoe zal de inlandsche gemeenschap reageeren op de volgende feiten: le. de vestiging van den vreemde, 2e. dat hij geen inlander is en 3e. dat hij grondbezit uitoefent? De meeste gronden op Java zijn onbeperkt vervreemdbaar, met als gevolg, dat het volwaardig bezitrecht kan toekomen aan niet- desagenooten. De kern van het desagenootschap is gelegen in het verrichten van onderling hulpbetoon. Vele in de desa wonenden zijn van dat hulpbetoon vrijgesteld door hun afwijkende sociale standing, dus geen gemeenschapsgenoot. En toch oefenen zij het bezitrecht uit. Het bewijsmateriaal is gering, doch voldoende, meent prof. Logemann om zijn stelling, dat uitoefening van het recht door Nederlanders geenszins tot consequentie heeft, dat zij in het desaverband worden ingelascht. De tegenpartij heeft z.i. geen tegenargument, behalve de vanzelfsprekendheid. Indien het werkelijk zoo vanzelfsprekend was, hoé is het dan mogelijk, dat de onwettige occupanten en dat zijn er niet weinig van die „vernederende en onhoudbare toestand" niets schijnen te merken. En daarbij komt, dat de kleinerfpachters, ondanks hun westerschen titel, wel moeilijkheden hebben, eenvoudig door het feit van aanraking met de inl. gemeenschap (bevloeiingswater). Of er assimileering zal plaats hebben zal eenvoudig afhangen van den persoon van den indo-grondbezitter. Toch blijft de vraag bestaan of ingevolge ons staatsrecht de inlandsche gemeente niet bevoegd is tot het decreteeren van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1938 | | pagina 71