200
fandsch-Indië, als van te wijde strekking, voor vaststel
ling niet in aanmerking kan komen, doch ook na de daarin door
den Ingenieur belast met de leiding van den kadastralen dienst
J. A. W. van Bergen aangebrachte veranderingen acht de
Gouverneur-Generaal haar daarvoor niet vatbaar.
Uit Uw aangehaald schrijven meent zijne Excellentie namelijk
te moeten afleiden, dat naar Uw inzien door die vaststelling aan
UHEdG. vrijheid zoude zijn gegeven om te statueeren omtrent het
geen overigens door de Regeering geregeld is, en dat de door Haar
gegeven, van de instructie afwijkende voorschriften van zelf zou
den komen te vervallen.
De Landvoogd acht het evenwel weinig twijfelachtig dat op
deze wijze de zaak formeel niet in orde zou zijn, en wenscht de
zaak anders behandeld te zien.
Het bezwaar dat de voorschriften, waaraan men zich te houden
heeft, op hinderlijke wijze over vele bescheiden verstrooid zijn,
doet zich uit den aard der zaak ook bij andere diensttakken voor.
In hoofdzaak kan men op drie verschillende wijzen daaraan tege
moet komen.
lste. Men maakt eene verzameling van al de op de zaak be
trekking hebbende verordeningen en voorschriften en geeft daar
aan de noodige duidelijkheid door verwijzingen en toelichtingen.
Dit is de zekerste weg, want hoewel de toelichtingen, als uitge
gaan van den Departements- of dienstchef, een zeker gezag mo
gen hebben, wordt aan de ondergeschikte ambtenaren eene ge
makkelijke gelegenheid gegeven om zelfstandig te oordeelen en
desnoods inlichtingen te vragen. Een zeer verdienstelijk voorbeeld
van deze werkwijze vindt men in „De voorschriften op het Euro-
peesch lager onderwijs in Nederlandsch Indië, verzameld en toe
gelicht door P. H. van der Kemp, Batavia, Landsdrukkerij,
1890.
2de. Al de voorschriften, den diensttak betreffende, of waarop
de daarbij werkzame ambtenaren te letten hebben, onverschillig
of zij door de Regeering in algemeene verordeningen en besluiten
zijn neergelegd, dan wel of zij uitgaan van den Departements- of
den dienstchef, worden in eene instructie vereenigd op de wijze
als de Heer Verst ij nen dat gedaan heeft, met vermelding zoo
veel mogelijk van den oorsprong van elk voorschrift. Men moet .zich
dan echter voor alleswat uitgegaan is van eene hoogere autoriteit dan