222
solecorrecties sterk uiteenloopen, zonder
dat een d u i d e 1 ij k e regelmatigheid kan wor
den bespeurd.
Of het uitsluitend een gevolg van het omschreven artikel is
geweest, of dat nog meerdere bezwaren voor den dag gekomen
zijn, het feit is er dat de boussole zijn beteekenis voor kadastrale
metingen nagenoeg heeft verloren. In de „Voorloopige Tolerans-
tabellen" (Rondschrijven H.K.D. van 3 Mei 1937 No. 1388) wordt
het althans zonder meer als een vaststaand feit aangenomen, hoe
wel de circulaire van 1915 (over de methode-Van der Tas) vzv.
mij bekend niet ingetrokken is, en wordt er geen aandacht aan
geschonken. Wat bij deze toleransen t.a.v. woeste-grondmetingen
vooral opvalt, is de toe te laten sluitfout in de hoekmeting van
4\/n, welke tevoren 3yn bedroeg en toen alleen in bijzondere
gevallen van toepassing was. In 1932 wees ik in mijn bovenaan
gehaald artikel op het gevaar, dat niet gesignaleerde grove af-
leesfouten van een randdeel, b.v. 20', door een te ruime tolerans
gedekt, kalm worden ingedeeld en daardoor belangrijke fouten
in de coördinaten veroorzaken. Dit gevaar is thans veel grooter
geworden,
le. door de algenreene toepassing
2e. door de verruiming van de tolerans.
Dat de thans gevolgde werkwijze zoowel bij meting als bere
kening een belangrijke vermeerdering van werk heeft gegeven,
vooral wanneer de hoekmeting ook met doorgeslagen kijker wordt
verricht, mag wel als bekend worden verondersteld.
Was er voldoende reden om de boussolemetingen af te schaf
fen, of naar het 2e plan terug te dringen?
Wat de nauwkeurigheid in normale gevallen (gebieden zonder
magnetische storingen) aangaat, moge ik verwijzen naar de hier
achter volgende resultaten uit de praktijk en de theoretisch te ver
wachten middelbare fouten volgens de tabellen.
Onderstaande tabel is ontleend aan een brochure over de bous-
sole-theodoliet van WILD.