238 Het volgende voorbeeld van een bijzondere rechtstoestand van den grond wordt door den schrijver gegeven: In de provincie Latium (omgeving van Rome) vindt men de „Université agraires", rechtspersonen, die groote terreinen be zitten, en deze terreinen hebben uitgegeven aan een gemeente of deel van een gemeente om tegen een aandeel in de opbrengst in natura deze gronden te bebouwen. (In Frankrijk komt iets derge lijks voor in de z.g. locations collectives, misschien het beste te vertalen door communale pacht, terwijl dan de pachtsom in natura wordt voldaan). Soms zijn deze gronden voor altijd aan de pachters afgestaan, die hun recht ook aan derden mogen overdragen, in welk geval ze bij het Kadaster geregistreerd worden. De oorsprong van deze altijddurende pacht door een gemeen schap is te vinden in het Romeinsch Recht van den Keizertijd. Zij verdween na den val van het Imperium om later weer in eere her steld te worden. Aan het eind der middeleeuwen was de bevolking door de in vallen der Barbaren gedwongen het land te verlaten. Later werden deze verlaten gronden langzamerhand weer geoccupeerd door boe ren, die niettegenstaande de kans, die zij liepen door de Barbaren overvallen te worden, erin slaagden de landerijen te bebouwen. Zij maakten de gronden weer vruchtbaar en vestigden er zich ten slotte met hun familie. De eigenaren der gronden, die aanvankelijk niet opponeerden tegen deze inbezitnemingen, probeerden later hun rechten terug te krijgen, maar de boeren, die hun leven er voor in de waagschaal gesteld hadden, weigerden de gronden af te staan. Bloedige conflicten en allerlei rechtskwesties waren het gevolg. De rechters, die zich ten aanzien dier kwesties hadden uit te spreken, kwamen tot de conclusie, dat de rechtstoestand dezer perceelen, evenals tijdens de Romeinsche Keizers voor analoge gevallen was uitgemaakt, een ,,jus in re aliena earn perpetua utendi" (een altijddurend gebruiksrecht op eens anders zaak) was. Het zijn dus terreinen door de eigenaren met een beperkt, altijd durend gebruiksrecht afgestaan aan een landbouwkolonie, die de plicht heeft de gronden te bebouwen, te verbeteren en een deel van de opbrengst aan den landeigenaar af te staan.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1938 | | pagina 59