248
In „Miskenningen van het adatrecht" zegt dezelfde schrijver:
„Waartoe leidt het opdringen van het westeuropeesche sys
teem te dezen? Tot die noodlottige, telkens terugkeerende,
vraag van den rechter, of het inlandsch bezitrecht (de „eigen
dom", zegt men veelal) eerst overgaat door verkoop plus
levering (nederlandsch recht, en nagenoeg romeinsch recht);
dan wel reeds door het koopcontract zelf (fransch recht); een
vraag waarop ontwikkelde landraadsleden het antwoord even
natuurlijk schuldig moeten blijven als bij ons een ontwikkeld
militair of ingenieur of een ontwikkelde huismoeder of lee-
rares dat zou.
Is het noodig dat de jurisprudentie wanhoopt? Neen, geloof
ik, als zij slechts wil begrijpen, dat verkoop, ruil en schen
king voor den inlander niet zijn overeenkomsten
waarbij hij zich v e r b i n d t om een zaak te leveren en de
ander zich verbindt om daarvoor den bedongen prijs te betalen
(koop), of zich verbindt om ook van zijn kant een zaak te
leveren (ruil), of de schenking aanneemt. Wat het dan wél
zijn? Overdachten van een onroerend of roerend goed
tegen een contant of niet contant betaalden prijs, een terstond
of later gegeven voorwerp, of omniet; altijd voorzoover niet
wettige of onwettige verordeningen, b.v. gewestelijke keuren
op vee- of sawahverkoop, wijzigend mochten hebben inge
grepen."
Mr. Soepomo kwam bij zijn bestudeering van het adatprivaat
recht van West-Java tot dezelfde conclusie en deelt het volgende
mede -)
„Eenige aanwijzing, dat bij de bevolking in West-Java de voor
stelling zou bestaan, dat djoeal moetlak zou zijn een overeenkomst,
waarbij de een zich verbindt om een zaak te „leveren" en de an
dere zich verbindt om daarvoor den bedongen prijs te betalen heb
ben we niet aangetroffen".
Toch zijn er, die een geheel tegengestelde meening zijn toe
gedaan. Prof. Dr. Nederburgh 3), de bovenaangehaalde woorden
van van Vollenhoven citeerend, komt tegen diens visie op, daar
M blz. 54 e.v.
2) Het Adatprivaatrecht van West-Java, blz. 185.
3) Hoofdstukken over Adatrecht, blz. 123 e.v.