- 9
Py X
voor de aansluitingen.
Px Y J
Voor de rondrekeningen zijn Y en X 0, zoodat we deze bij
de volgorde der normaalvergelijkingen eerst nemen, en daarna
de aansluitingsvoorwaarden.
Hieruit volgt, dat men zonder bezwaar eventueele tusschentrek-
ken in de vereffening kan opnemen. Het aantal rondrekeningen
wordt dan uiteraard grooter, doch waar de a en /3 alleen in de
beide laatste aansluitingsvoorwaarden optreden (de derde aan
sluiting wordt als controle beschouwd) is de berekening der om
zwaaiing slechts merkbaar in de beide laatste vergelijkingen.
Het is gebruikelijk als gewichten p aan te nemen p =—7-,
waardoor de coëfficiëntenenz. gelijk aan de lengten
der trekken (positief of negatief) worden. De geringere nauw
keurigheid der aansluitingstrekken kan gemakkelijk in rekening
gebracht worden door de lengten der aansluitingstrekken met een
bepaalde factor, b.v. 4, afhankelijk van de nauwkeurigheidsver
houding tusschen meetveer- en dradenafstandmetermetingen, te
vermenigvuldigen.
In het bovenstaande voorbeeld komt duidelijk tot uiting, dat het
hier niet zoozeer gaat om een min of meer volmaakte vereffenings
methode, doch om een, in de uitvoering verrassend eenvoudige be
rekeningsmethode, waardoor het mogelijk is om de meting belang
rijk te vereenvoudigen. Dit laatste is hier geschied doordat de aan
sluitingstrekken gemeten zijn met boussoleazimuths en dradetiaf-
standmeter en geheel zonder zonswaarnemingen. 1) De aansluitin
gen kunnen dus eventueel door een andere opnemer of met een
ander instrument gemeten zijn, dan wel uit oudere metingen over
genomen worden. Toch is de nauwkeurigheid van het netgedeelte
ABC (met alle tusschentrekken) zoo groot mogelijk, want de veref
fening van dit gedeelte geschiedt volledig, terwijl zelfs door de
gewichten van de aansluitingstrekken in overeenstemming met de
r) Bestaat er een andere goede berekeningsmethode voor deze doelmatige
en eenvoudige meting?