25
registers, met duidelijke vermelding van ligging, uitge
strektheid en aard der grondstukken en aan bedoelde per
sonen, desgewenscht, gezegelde door het Hoofd van
Plaatselijk Bestuur onderteekende verklaringen te doen
uitreiken.
2e. Den Resident van Batavia op te dragen de Inlandsche occu-
panten van gronden als in artikel 1 van dit Besluit bedoeld,
voorzoover de occupaties dagteekenen uit den lateren
t ij d en voorzoover die gronden niet geacht worden be-
noodigd te zijn voor eenig werk van algemeen nut of voor
eenig openbaar doeleinde, aan te zeggen het erfelijk indi
vidueel bezitsrecht dan wel een anderen titel op die gronden
aan te vragen" enz.
Uit het bovenstaande leidt Mr. Nolst Trenité reeds in 1917 de
volgende werkwijze af:
le. Men stelle de niet-Inlandsche occupanten voor de keuze
eigendomsuitwijzing dan wel een normale Europeesche
rechtstitel van het Gouvernement te vragen öf afstand te
doen van het bezit.
2e. Inlandsche gebruikers van ouds erkenne men als individueele
bezitters en boeke hen in de bijzondere registers.
3e. Inlandsche occupanten van lateren tijd dwinge men tegen
vergoeding milik aan te vragen,
en komt dan tot de conclusie „aldus zal binnen redelijken tijd een
ordelijke toestand zijn te verkrijgen, welke het naar recht en bil
lijkheid belasten van het grondbezit zal mogelijk maken en aan
het rechtsverkeer de noodige zekerheid verschaffen zal".
Het „binnen redelijken tijd" zou echter wel eens een tegenvaller
kunnen zijn, want op welke manier zou men deze onbekende per-
ceelen in behandeling krijgen?
Men had de door het Kadaster in de jaren 1887 t/m 1890 op
gestelde lijst kunnen nemen, een voor een deze perceelen uit kun
nen laten zetten en dan den rechtstoestand kunnen bestudeer en.
Men heeft het echter oorspronkelijk van de in de praktijk voor
komende kwesties af laten hangen, welk perceel voor onderzoek
in aanmerking kwam.
De dienst der Gemeente, die een wegenplan wenschte uit te
voeren, stuitte op deze onbekende perceelen bij de besprekingen
Nota Nolst Trenité voormeld.