43
deelingen kon niet meer gesproken worden van Gouvernements
landmeter. Daar was de kadastrale taak, ook voorzooveel het be
trof de afgifte van meetbrieven opgedragen aan het Kadaster. En
voor het Kadaster bestonden afzonderlijke voorschriften, geheel
afgescheiden van die der Gouvernementslandmeters. De kadaster
ambtenaar, zijn taak uitoefenend binnen de kadastrale afdeeling,
had met de bepalingen, die voor de Gouvernementslandmeters
golden, voor goed afgedaan.
De band gouvernementslandmeter kadaster was door Ver-
stijnen t.a.v. de kadastrale afdeeling doorgesneden dit althans
moeten we aannemen, afgaande de op oorspronkelijke beteekenis
der reorganisatie en toch liet hij zich later weer verleiden tot
hernieuwing van dien band.
Daar zelfs de oorspronkelijke ontwerper der kadastrale voor
schriften niet inzag hoe inconsequent die handelwijze was, kun
nen we het zijn opvolgers zeker niet ten kwade duiden, dat
zij in dezen zijn voetsporen drukten.
De opvolger van van Bergen W. van der Rest2)
richtte in 1897 een schrijven tot de chefs der Kadastrale metingen
te Padang, Tandjoengpinang en Makassar van den volgenden in
houd:
„Het is mij gebleken dat door sommige ambtenaren van het
kadaster bij de opmaking van meetbrieven geen genoegzame
rekening gehouden wordt met hetgeen tedierzake is voorgeschre
ven bij Staatsblad 1842 No. 17, met dit gevolg, dat bedoelde stuk
ken afwijken van het daarbij voorgeschreven model vide de
door den Oud-Ingenieur V e r s t ij n e n in druk uitgegeven
„Verzameling van verordeningen en in
struction betreffende den Kadastralen
Dienst in N. I. op blz. 22.
Bedoelde afwijking heeft bijna uitsluitend plaats ten aanzien
van de afmetingen van het te omschrijven perceel. Deze
worden doorgaans niet vermeld, ondanks het uitgewerkte mo
del, volgens hetwelk de afmetingen worden bekendgesteld.
Deze afmetingen wensch ik voortaan niet alleen vermeld te zien
onder het daarvoor bestemde hoofd maar
ook opde figuur.
1) Chef van den Kadastralen dienst van Oct. 1890 Oct. 1897.
2) Oct. 1897 Juli 1905.