50
den naam der residentie;
den naam der kadastrale afdeeling, en
de sectie-letters en nommers, waaronder de perceelen bekend
zijn.
Art. 2. Wanneer een onroerend goed bestaat uit een gedeelte
van een kadastraal-perceel, behoort tot de stukken, benoodigd
voor de opmaking der gerechtelijke akte, een meetbrief, zijnde een
extract uit het kadastrale plan, waarop de nieuwe grenzen en de
meetcijfers, waardoor zij worden bepaald, zijn aangewezen.
Die meetbrief wordt vermeld in de gerechtelijke akte en daar
aan vastgehecht.
Art. 3. De laatst voorgaande omschrijving volgens het nieuwe
kadaster wordt vermeld, ingeval een perceel sedert de laatste ge
rechtelijke akte, waarvan het een onderwerp uitmaakte, een nieuw
nommer heeft gekregen.
Art. 4. De Gouverneur-Generaal bepaalt voor elke kadastrale
afdeeling den dag, waarop de vorenstaande bepalingen in werking
treden.
Van het onroerend goed, dat voor het eerst na die inwerking
treding het onderwerp eener gerechtelijke akte uitmaakt, wordt
daarin ook het verpondingsnommer vernield.
Bij de ordonnanties van 1890 S. 130 en 1901 S. 217 werd artikel
1 a.v. gewijzigd:
Nadat de opmetingen voor het kadaster in eene kadastrale af
deeling of in een district zijn afgeloopen en het kantoor van be
waring is georganiseerd, worden de in die kadastrale afdeeling of
in dat district gelegen onroerende goederen, welke het onderwerp
uitmaken van eene gerechtelijke akte, als bedoeld in artikel 1 der
ordonnantie van 21 April 1834 (Stbl. No. 27) artikel 1 der ordon
nantie van 21 Februari 1873 (Stbl. No. 38) en de artikelen 26,
31, alinea 1 en 34 der Bepalingen omtrent de invoering van- en
den overgang tot de nieuwe wetgeving, daarin aangewezen door
de vermelding van de kadastrale kenmerken.
Die kadastrale kenmerken zijn:
le. in de kadastrale afdeelingen, opgemeten ingevolge het bepaal
de bij II, sub le, van artikel 1 van het besluit van 10 Mei 1879
No. 4 (Stbl. No. 164):
a. de naam van de residentie;
b. de naam der kadastrale afdeeling, en