79 uit te staan, plus nog een waardeerend commentaar hetwelk o.i. beter in de pen ware gebleven. Bevreemding wekt het gunstige oordeel daarom reeds, omdat het waarlijk niet moeilijk is, om de foutieve kern van de gedachtengang van den Heer Martin op te sporen. Het vooropstellen van een eenzijdige doorbuiging van een poly- goontrek waarop de „theorie" van den Heer Martin steunt is immers in volkomen tegenspraak met hetgeen de vereffeningsresulta ten volgens de methode der kleinste vierkanten ons te zien geven. Doorgaans zien wij in de wetenschappelijke methode het verschijnsel, dat de hoeken van gestrekte veelhoeken correcties ondergaan, die op volgend beschouwd opklimmend of afdalend zijn. Gewoonlijk heeft men een aantal positieve correcties, die ten slotte negatief worden dan wel negatieve correcties, die in positieve overgaan. De trek wordt niet éénzijdig doorgebogen", maar men krijgt een z.g. doorbuiging met terugbuiging"Bij theoretisch-gestrekte trekken met hoeken van i8o° gaat de rechte lijn over in een gebroken lijn, die als vloeiend gebogen lijn beschouwd overeenkomst vertoont met een tangentoïde of een deel van een sinussoïde nabij het buigpunt. Dit verschijnsel van „doorbuiging en terugbuiging" is o.m. door den Heer M. de Vos opgemerkt en benut, om een vrij goed bruikbaar rekensysteem te ontwikkelen, hetwelk uiteengezet werd in zijn bekend „Leerboek der Lagere Geodesie" 98 bladz. 458 e.v. Wij willen dit systeem, dat naar ons gebleken is - te weinig belangstelling heeft, gaarne onder de aandacht van den geachten lezer brengen. Wat in het artikel van den Heer Martin vernuftig is te noemen, zijn wel de correctiegrafieken (al hebben zij hier ook betrekking op een onjuiste methode), die inderdaad handig zijn geconstrueerd en getuigen van practischen zin. Jammer genoeg vertoonen de grafieken van figuren 6 en 9 (zie bladzijden 63 en 65 van het vorige tijdschrift nummer) een principieele fout: de romeinsche cijfers I, Tl enz. zijn namelijk in tegengestelde volgorde uitgezet. Bekijkt men figuur 6 (zie bladz. 63 van het vorige tijdschriftnummer) aandachtig, zoo blijkt bovendien nog, dat het „aflezen" der coördinaatcorrecties niet moet plaats hebben, zooals in de figuur is aangegeven. Door de punten II en 2 heeft men twee hulplijnen getrokken evenwijdig aan de Xas en de Yaszulks is foutief. Door laatst genoemde punten had men eerst twee andere constructielijnen moeten aanbrengen loodrecht op en evenwijdig aan de trekrichting (correctie-componenten), waarna uit het snijpunt daarvan de eerstgenoemde hulplijnen bepaald hadden moeten worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 9