144
Men heeft hier dus als eindresultaat het volgende beeld.
a A Z b
Fig. 7
Geven wij thans een beschouwing der bovenuitgewerkte voorbeelden
Methode A.M.
Hierbij behoeft niet verder te worden stilgestaan.
Methode R.
Deze methode geeft voor 2 aansluitingspunten een zoodanige A-
correctie, dat deze methode voor 2 T.D.-punten vrijwel niet is aan
te houden, indien men althans de resultaten van de nieuwe metingen
(b.v. de buitengewoon nauwkeurige Redta-metingen) wenscht te be
houden.
Methode B.
Hierbij verkrijgt men voor de 2 aansluitingspunten (T.D.-punten)
twee stel coördinaten n.k A en B van den Top. Dienst en a en b ten
gevolge van de nieuwe meting.
Bij alle 3 methoden heeft men aansluiting aan de T.D.-punten ver
kregen.
Methode A.M. en R. evenwel wringen de nieuwe meting in het
T.D.-stelsel, dat zonder meer wordt aangehouden. Zijn de A-correcties
evenwel te groot, dan dient men beide methoden te verwerpen.
Alsdan rest als eenige bruikbare aansluitingsmethode de methode B.
Als nadeel heeft deze methode, dat men 2 stel coördinaten heeft,
doch daartegenover staat, dat m c n de n i e u w c m eti n g i n
haar volle nauwkeurigheid heeft behouden.
In bovenbedoelde gevallen is verondersteld, dat van de metingen
geen betrouwbaar azimuth aanwezig is (zie art. Roelofs over de voor-
loopige oriënteering d.m.v. een boussole-azimuth).
Heeft men evenwel op geregelde afstanden z 0 n s w a a r n e m i n -
gen verricht, zoo vervalt de <p omzwaaiing) geheel.
Door een toe te passen, ook indien zonswaarnemingen zijn ver
richt, brengt men immers tot uiting dat men de oriënteering van de
kadastermeting achter stelt bij die van den T.D. Terwijl de methode
juist van het omgekeerde uitgaat.
o----AA—O