152 de beide netten met voldoende benadering voorgesteld kunnen worden als conforme deformaties. Uitgaande hiervan, stelt hij dan een veref feningssysteem op, waarbij blijkt, dat dit op te vatten is als een uit breiding van de methode-Helmert door toevoeging van niet-lineaire factoren. Ook hij geeft een uitgewerkt voorbeeld. Of deze veronderstelling omtrent de systematische fouten in een speciaal geval de situatie juist weergeeft, zou eigenlijk eerst nagegaan moeten wordenen daardoor hangt m.i. deze methode in het algemeen eenigszins in de lucht. Förster vestigt er wel de aandacht op, dat men toevallige afwijkin gen tusschen beide systemen nooit in eenvoudige formules zal kunnen uitdrukken, en concludeert hieruit, dat het alleen zin heeft, twee netten in elkaar te passen, indien de toevallige afwijkingen der coördinaten van identieke punten voor het gemeenschappelijk doel niet storend zijn. 4. Allgem. Verm. Nachrichten 1938 blz. 178 e.v. en blz. 193 e.v. „Die Eingliederung selbstandiger Dreiecksnetze in das Reichsfest- punktfelcl" door Dr. Pinkwart. De schrijver van dit artikel vestigt de aandacht op verschillende belangrijke punten, n.l. a) dat de door Förster opgestelde uitbreiding van de Helmert- methode in het algemeen geen aanbeveling verdient, daar zij toch wij zigingen aanbrengt in de gestalte van het aan te sluiten net. b) dat het niet voldoende is om voor kadastrale doeleinden het stadsnet in het rijksnet zoo goed mogelijk te oriënteeren en in te passendoch dat, wil deze heele inpassing tenslotte eenige waarde hebben, men de consequentie moet trekken, dat daarna de oude coör dinaten van het rijksnet geheel vervangen worden door de nieuw bepaalde. c) dat men moet overgaan tot het invoeren van een overgangs zone tusschen het ingepaste stadsnet en het overige rijksnet, daar anders de verschillen volledig gelocaliseerd worden aan den rand van dit stadsnet. In deze overgangszone zou dus ook transformatie van de bestaande vaste punten moeten plaats vinden, 0111 de verschillen over de geheele zóne te verdeelen. De voor ons meest belangrijke gevolgtrekkingen zijn m.i. in de eerste plaats de reeds genoemde van Förster, n.l. dat, wanneer de toevallige verschillen tusschen de beide netten aanzienlijke afmetingen gaan aannemen, men beter van een inpassing kan afzien. Verder de onder b. genoemde conclusie van Pinkwart, dat een aansluiting boven dien alleen zin heeft, indien na de nieuwe vaststelling der coördinaten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 20