159
De middelbare correctie van een richting der tweede orde
uit de vorige tabel, blz. 8 t/m 206 afgeleid.
Ter vergelijking met de metingen van de eerste orde en ter
beoordeeling van de bereikte nauwkeurigheid zal het niet zonder
belang zijn, de middelbare correctie van de secundaire richtingen
op te geven. Het zou echter lastig en tijdroovend zijn, wanneer
wij voor alle waarnemers en voor ieder instrument streng zouden
afleiden dc waarden der middelbare fouten zooals deze in de
methode der kleinste vierkanten worden opgevat. Wij hebben ons
daarom beperkt tot de bepaling van een middelbare correctie en
zullen in het ondervolgcnde opgeven de waarden, niet van m
11 doch van 111 \i (n wil zeggen het aantal
n-p n
der correcties, p het aantal der berekende onbekenden).
Dit zijn dus de benedengrenzen der middelbare fouten en deze
laatste zullen wellicht in tamelijk goede benadering worden ver
kregen, als men de gegeven -„middelbare correcties" met V 1.5
of V 2 vermenigvuldigt, dus met ongeveer een derde vermeerdert.
De punten der tweede orde zijn echter, zooals de tabellen en
kaarten aantoonen, in den regel uit drie, zeer dikwijls echter uit
yier, vijf of meer punten ingesneden en daarom moet het kwa
draat van de middelbare fout der richting, om tot een conclusie
wat betreft de gemiddelde nauwkeurigheid van de ligging der
punten van de tweede orde te komen, minstens met zooal
3
niet met of worden vermenigvuldigd. (Noot van Dr.
4 5
Oudemans: Bij de berekening van de secundaire punten in Oost-
Java zijn in het algemeen, om het werk niet onnoodig lastig te
maken, niet meer dan drie of vier richtingen gebruikt voor de
bepaling van een punt; de vereffening geschiedde dan dikwijls
op het oog, zonder gebruikmaking van de methode der kleinste
vierkanten. Het bleek echter zoo nu en dan, wanneer nog andere
richtingen op het zelfde object werden getoetst, dat deze methode
niet voldoende betrouwbaar was en daarom werd voor West-
2
2 2
Tabel, bevattende de vereffende richtingen per station.