163
in eenige punten van de relatieve ligging pijler-signaal worden
toegeschreven.
Voor een Europeesche triangulatie zou een dergelijk resultaat
niet prachtig kunnen worden genoemdde eischen, welke aan
de driehoeksmeting op Java werden gesteld, waren echter niet
zoo streng als dat in Europa gewoonlijk het geval is. Het was
de bedoeling slechts voor militaire en topografische opnamen vaste
punten te verstrekken. Deze opname geschiedde volgens de schaal
i :ioooo, een meter werd op de kaart dientengevolge door een
tiende 111111 voorgesteld. De bekende groote residentiekaarten zijn
op schaal van 120000 gedrukt.
Beschouwt men de bij deze „Abtheilung" gevoegde triangulatie-
kaarten, dan zullen misschien opvallen de vele verbindingslijnen,
die voor de helft zijn gestippeld en dus aanduiden dat deze rich
tingen slechts van één kant af gemeten zijn. Wie echter met de
praktijk van een driehoeksmeting bekend is, zal weten, dat het
bezoek van ieder station tijd en geld kost. De salarissen van het
personeel en de daggelden, zoowel van het personeel als van de
koelies, vormden iederen dag een aanmerkelijk bedrag en, wat
ook gewicht in de schaal legde, er werd op de resultaten gewacht.
Zoodra de ligging van een punt als goed bepaald werd geacht,
al was het punt zelf dan ook niet bezocht, dan werden niet met
opzet meer kosten en tijd besteed aan de bepaling van deze lig
ging. Kon het later nogmaals worden ingesneden, dan werd dit
natuurlijk niet nagelaten en zoo is het te verklaren, dat naar vele
secundaire punten van zoo vele kanten is gericht
Doordat dus de middelbare fouten der per station vereffende ge
meten richtingen niet zijn opgegeven, kan. geen vergelijking worden
getrokken met de resultaten der tegenwoordige kadastrale metingen.
Wel ligt het voor de hand, aan te nemen dat de theodolietmetingcn
in acht series, zooals thans worden toegepast, wegens de grootere
perfectie der instrumenten minstens gelijkwaardig zullen zijn aan de
beste metingen van vroeger (met het 12 duims Universaal instrument,
doch hoogstens in twee randstanden) maar een bewijs hiervoor is
niet te leveren. Liever werd daarom geredeneerd als volgt
Indien van een punt niets bekend is over de nauwkeurigheid,
waarmede de coördinaten zijn bepaald, kan de afronding dier getallen