165
meting moest dus voortvloeien een (vereffende) richting met het ge
wicht G 8.
Verder konden dan worden toegepast de formules, o.a. in de hand
boeken afgeleid. Is s het aantal richtingen in het te meten punt en h
het aantal randstanden, waarin iedere hoek moet worden gemeten, dan
G 8
is n dus voor de aansluitingsmeting n
s s
Overigens is het aantal combinaties der richtingen tot hoeken
s
hhet verschil in de beginrandstanden, waarin een hoek
i8o°
moet worden gemeten is d en het verschil in de beginrand-
n
i8o°
standen van de hoeken onderling S
n.s
Deze formules zijn toegepast op de meting met den kijker in ge
wonen en doorgeslagen stand.
I.v.m. de groote afstanden tusschcn de aansluitingspunten werd
direct, nadat de punten meetklaar waren gemaakt, overgegaan tot de
metingen ter bepaling van KP I en wel om in den besten tijd van het
jaar te kunnen meten. De verkenning der punten van lagere orde
was evenwel nog niet gereed, waardoor t.a.v. de aansluiting van het
net een eenigszins eigenaardige situatie ontstond. Het bleek n.l. dat
de zichtbaarheid der punten niet zoo goed was, als aanvankelijk werd
verondersteld. T 20 b.v. kon niet in het net worden opgenomen wegens
de begroeiing met tjemara's nabij de Sterrenwacht, waarin niet kon
worden gekapt, zoodat e.e.a. dus een zeer hoogen pijler zou ver-
eischen, terwijl het uitzicht naar het Oosten vanaf de vierkante paal,
bij de polygoneering van Lembang gebruikt en door een excentrici
teitsmeting met T 20 verbonden, belemmerd werd door het gebouw
van den meridiaankijker.
Daar het gewenscht was, 0111 een driehoekspunt in de nabijheid
van T 20 te verkrijgen, waardoor zoo noodig de verbinding met het
driehoeksnet Lembang op eenvoudige wijze tot stand kon worden
gebracht, werd punt KQ 11 tot driehoekspunt (KP II) gekozen. Ove
rigens waren ten Noorden van de Stadsgemeente Bandoeng de heu
velruggen en was aan de andere kanten de begroeiing van invloed
op den vorm van het net. Deze moest dan ook gewijzigd worden t.o.v.
2