177
zoodat de KQ-puntcn moeten gedeeld hebben in de minder juist be
paalde ligging van die TT-punten. Het zou dus niet verantwoord zijn,
om, aan de hand van de verschillen in voorgaanden staat, een con
clusie te trekken omtrent de nauwkeurigheid der metingen van het
Oud-Kadaster. Wel kan dat gedaan worden voor de TT-punten, die
in het begin van dit decennium uit de oude meetgegevens zijn her
berekend. In de verschillen der coördinaten voor de TT-punten i, 6,
15, 17 en 18 wordt dan gevonden de bevestiging van het reeds meer
malen door het Kadaster geconstateerde: de tertiaire driehoekspunten
van den Topografisch en Dienst voldoen in het algemeen niet aan de
eischcn van nauwkeurigheid, welke noodig zijn ter aansluiting van
stadspolygonen
C. VAN DER WEL.
VOETFUNTSBEREKENING.
Het boek van collega Harkink Eenvoudige Landmeetkundige be
rekeningen" bracht mij op de gedachte onderstaande methode ter be
rekening van het voetpunt van een loodlijn met behulp van de ge
meten transversaal toe te passen.
Wanneer van een rechthoekige driehoek bekend zijn de schuine
zijde (transversaal) s en de loodlijn h, wordt de andere rechthoeks
zijde a gevraagd uit a V s2 h2 V (s h) (s h). De laat
ste vorm heeft het voordeel uit slechts één product te bestaan, in
tegenstelling tot de oorspronkelijke formule, die uit de som van twee
producten bestaat. Waar de waarden (s h) en (s h) gewoonlijk
zeer gemakkelijk uit het hoofd zijn te bepalen, kan de tweede formule
b.v. bij logarithmische berekeningen, zeer belangrijk eenvoudiger zijn
Van meer practisch belang is echter de berekening met de reken-
liniaal. De rekenliniaal is nu eenmaal in de landmeetkundige practijk
niet bepaald gewild". Waarom? Een noodzakelijk geachte betrouw
baarheid behoeft er niet toe te leiden om in microns, te rekenen, als
met centimeters volstaan kan worden. Een overgroote nauwkeurigheid
vergroot de kans op vergissingen maar al te zeer.
De berekening van de formule a V (s h) (s h) is onge
twijfeld het snelste en doelmatigste met de rekenliniaal uit te voeren,
omdat de geheele berekening in één enkele „greep" kan geschieden.
De waarden (s h) en (s h) worden op de bovenste helft (be
cijferingen A en B) vermenigvuldigd, het eindresultaat wordt geheel
beneden (becijfering D) afgelezen. Immers de getallen D zijn de