179
aanspraak heeft op dankbaarheid, doordat liet zich bij de proef opnamen offers
heeft willen getroosten ter wille van een propaganda voor de luchtkaarteering.
Schrijver bepleit, dat het Italiaansehe Kadaster feitelijk de meest gezonde
opvatting huldigt in zake de eischen, welke aan de technische gegevens moeten
worden gesteld en treft daarbij een vergelijking met het Zwitsersche en het
Duitschc Kadaster, welke instellingen op karakteristieke wijze een „veeguit de
pan" krijgen. Wij lezen in het artikel namelijk het navolgende
„Aan de hand van ondervindingen heeft de Italiaansehe Kadasterdienst
„nagegaan, welke nauwkeurigheid met geïndustrialiseerde arbeid, die bij
„minimumkosten maximumprestaties mogelijk maakt, bereikt kan worden.
„Wat betreft de nauwkeurigheid komen de bereikte resultaten inder-
„daad niet overeen met de door bet Zwitsersche en Duitsche Kadaster t.a.v.
„dure gronden voorgeschreven normen, die als theoretisch moeten worden
„gekwalificeerd (11). Doch, zoowel in Zwitserland als in Duitschland be-
slaan de dure gronden een oppervlakte, die in vergelijking tot het geheelc
„gebied onbeduidend klein is en de betrekkelijke kadasterkaarten zijn nu
„juist geen Kadasterkaarten in den zin van dén algcmeenen uitleg van dit
„begrip, doch eerder kaarten, die aan zeer speciale eischen hebben te vol-
doendie men doorgaans niet aan Kadasterkaarten stelt
Schrijver brengt naar voren, dat bij het vergelijken van plaatselijke me
tingen en daarmee overeenkomende grafisch op het Kadasterplan uitgepasie af
standen, bij het nieuwe Italiaansehe Kadaster de navolgende toleranties gelden
t 0.0002 N 0.0041) voor afstanden van meer dan 200 meter;
t 0.00025 N 0.05yl) minder
waarin I) de betreffende afstand;
N het getal der schaal i.e. la 2000.
Hij wijst er op dat, indien deze foutengrenzen bij de luchtkaarteering voor
geschreven worden, het kostenbedrag „ongeveer gelijk zal wezen" aan dat bij
terrestrische opnamen.
Opmerkelijk is het dat het Italiaansehe Kadaster de toleransgedachte anders
interpreteert, dan wij gewend zijn. Genoemde tolerans is namelijk niet de
bovengrens van het fouteninterval, maar geeft de waarde aan, waarboven maxi
maal 10% der fouten mag uitstijgenHoe groot de optredende verschillen
eventueel zijn, doet blijkbaar niets ter zake; enkel en alleen wordt de
eisch gesteld, dan slechts 90% of een hooger percentage der waarnemingen
binnen het fouteninterval komt te liggen.
De manipulatie bij de toepassing van bedoelde toleranties is al even merk
waardig: gemeten afstanden worden vergeleken met kaarteerresultaten. Een en
ander doet denken aan de destijds gevolgde werkwijze bij de kadastrale land
rentemetingen, waar iets dergelijks plaats vond. De metingen mochten toen met
graadboog en tcekenschaal op de landrenteplans worden gekaarteerd en de op-
Cursiveering van ons.
Het getal der vooropgestelde schaal kan worden gevonden door gelijkstel
ling der twee formules, waarin D 200 moet worden genomen (een con
tinu verloop van de tolerans moet worden verondersteldbij een afstand
van 200 meter moeten beide formules eenzelfde uitkomst opleveren). Men
krijgt dan: 0.0002 N 0.004 X 200 0.00025 N 0.05 y2ÖÖ waaruit
de oplossing N 2000 wordt verkregen.