184
kelijk zijn overeengekomen, die derden op de openbaar gemaakte akte mogen
afgaan en partijen tegenover derden geen beroep kunnen doen op hetgeen
zij in afwijking van die acte zijn overeengekomen.
Bij dc interpretatie van art. 1873 B.W. doen zich nog cenige bijzonderheden
voor.
Ter verduidelijking halen we dat artikel hier letterlijk aan:
„Nadere overeenkomsten, aangegaan 'bij cenc afzonderlijke acte, in strijd
met de oorspronkelijke, leveren alleen bewijs op tusschcn de partijen die tot
zoodanige acte zijn toegetreden, en hunne erfgenamen of regthebbenden, doch
zij kunnen niet tegen derden werken."
Onder „regthebbenden" zegt het Hof zijn niet begrepen rechthebbenden
onder bij zonderen titel, omdat de bepaling juist deze (derden) wil beschermen.
Zoowel dc hypotheekhouder, als de latere koopcr Said Mohamad, moe
ten dus onder „derden" en niet onder „regthebbenden" gerangschikt worden.
Een ander bezwaar is, dat wil het artikel toepasselijk zijn, er twee over
eenkomsten moeten bestaan en onderwerpelijk van een tweede overeenkomst
geen sprake is.
Het Hof is van oordeel, dat dit bezwaar dc strekking van de bepaling
miskent.
Partijen toch verklaarden te verkoopen, doch beoogden overdracht om
niet. Aan die bedoeling ligt ten grondslag een afspraak on de schenkings
overeenkomst onder het mom van koop te verbergen. En blijkens zijn geschie
denis bedoelt het artikel te bepalen, dat dan tegenover derden niet de ver
zwegen afspraak, doch de openbaar gemaakte overeenkomst zal gelden.
Het komt het Hof dan ook niet noodig voor, dat er 2 afzonderlijke con
tracten en nog minder twee schriftelijk aangegane overeenkomsten bestaan.
Z.i. geldt de bepaling ook en vooral in geval van simulatie d.i. als partijen
afspreken uitdrukkelijk of stilzwijgend dat iets anders zal gelden (de
„tcgenbrief") dan zij volgens de „acte ostensible" zijn overeengekomen.
2e grief. M.b.t. deze grief neemt het Hof de argumenten van den Raad
over en overweegt bovendien, dat het niet aankomt op de goede trouw van
Scch Mohamad, doch op die van den hypotheeknemer H. Want als de
hypotheek rechtsgeldig is, is zulks ook het geval met den daarop volgenden
openbaren verkoop.
3e grief. Ook deze grief acht het Hof ongegrond, wederom om dezelfde
redenen als de Raad, doch bovendien ook weer, omdat het niet gaat om dc
goede trouw van den koopcr op de vendutie, doch om die van den hypothecaircn
crediteur tijdens de hypotheekvestiging. Ook het Hof gaat het bewijsaanbod
voorbij
En rechtdoende bekrachtigt het dc uitspraak van den Raad en verwijst
Kwee in de kosten van het appel 569,55).
C. Cx. v. H.
Een historische en logische interpretatie dus.
Bij toepassing van een systematische en letterlijke interpretatie zou
men, daar het artikel in het 4e boek en nog wel onder den 2en titel „Van
Schriftelijk Bewijs" is ondergebracht, m.i. tot een andere conclusie komen,
n.l. dat, wil liet toepassing vinden, 2 afzonderliike schriftelijke contracten
moeten bestaan. Bovendien spreekt het artikel niet van openbare en nict-
openbarc acten. v.H.