185 III. REVUE DE PARIS" dd. 1 JUNI 1938 (ROBERT LACOUR GAYET;. Napoleon's denkbeelden op financieel gebied. I)c directe belastingen werden op die manier in het napoleontische belas tingwezen tot een slechts secundaire rol teruggedrongen. Maar 's keizers bedoeling was tenminste dat haar verdeeling volgens vaste regelen zou plaats hebben. „Uw belastingstelsel" zeide de Eerste Consul voor den Raad van State na Brumairc, „is het slechtste van geheel Europa. Het maakt dat er noch bezit, noch burgerlijke vrijheid 'bestaat, want de ware burgerlijke vrijheid hangt af van de veiligheid van het bezit. Zij bestaat niet in een land, waar men ieder jaar den maatstaf voor de belasting van den contribuabele kan wijzigen Waarom uit zich geen openbare meening in Frankrijk? Omdat de grondbezitter genoodzaakt is, de administratie in 't gevlei te komen. Staat hij met haar op slechten voet, dan kan hij geruïneerd worden. Voor het grondbezit heeft men in Frankrijk nooit iets gedaan. Wie een goede wet voor het kadaster maken zal, zal een standbeeld verdienen". Gaudin, wiens zin voor methodiek hem meer dan ieder ander voor dit werk geschikt maakte, kreeg de opdracht een volkstelling te doen houden en het grondbezit te doen classificeeren. De keizer putte uit dit experiment een gewettigden trots. Op St. Helena verklaarde hij dat het kadaster op zichzelf beschouwd had kunnen worden als de eigenlijke constitutie van het Keizerrijk, d.w.z. als de waarborg van ieders bezit en ieders onafhankelijkheidwant toen het eenmaal in elkaar gezet en de belasting door liet wetgevend lichaam vast gesteld was, maakte ieder terstond zijn eigen rekening op en behoefde men niet meer te vreezen voor willekeur van de overheid of van de ambtenaren die de aanslagen moesten vaststellen, hetgeen een punt van belang was en het zekerste middel om volgzaamheid af te dwingen. P.H. M. P. IV. ONZE TOEKOMST, 13e JAARGANG No's. 3 t/m 6. In den strijd c«m het Grondenrecht. Onder dezen titel geeft Ir. J.H. Schijfsma, Directeur van Gem. Werken te Cheribon, in bovenvermeld periodiek een kort samengevatte standpuntsbepaling voor den Indischen Nederlander m.b.t. het grondenrecht. Hij staat geheel af wijzend tegenover de voorstellen van de commissie Spit, wier oplossing z.i. een ongewenschte verschuiving naar omlaag zou beteekenen en de agrarische war winkel nog verwarder zou maken. Onder aanhaling van een deel der aangaande dit vraagstuk reeds ver schenen literatuur, stelt de auteur eenigc meeningen tegenover elkaar en maakt tenslotte zijn eigen wenschen kenbaar. Aangezien het een „wordt vervolgd" artikel is, zullen we wachten tot Ir. Schijf sma gezegd heeft wat hij wilde zeggen, alvorens op deze interessante bijdrage tot het Indo-grondrechtenprobleem nader in te gaan. C. G. v. H.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 53