190
bevolen, welke gebaseerd is op een verdecling der coördinaat-verschillen even
redig aan de lengten der zijden. Vanzelfsprekend is aan de knooppuntbereke
ning in belangrijke mate aandacht geschonken, evenals aan het opsporen van
grove fouten in hoek- en lengtemetingen.
In 18 is behalve de coördinatenberekening der meetpunten, ook de omre
kening van loodlijnen op een andere meetlijn uiteengezet. Wij weten, dat dit
laatste soort werk veelvuldig voorkomt bij onze meetbriefwerkzaamheden!
Betreffende de detailmeting wordt in 19 naar voren gebracht, dat aan
de uitvoering daarvan geen vaste regels zijn te stellen. Wèl worden ecmge
algemecne opmerkingen ter overdenking aanbevolen, waarvan het slot als volgt
luidt
„De detailmeting geschiedt in hoofzaak volgens twee meetmethoden,
„n.l. de orthogonale en die van het meetlijnen-verband (verlengden). De
„orthogonalc heeft het voordeel, dat bij evenwijdige verplaatsing van een
„meetlijn de coördinaten ten opzichte van de nieuwe meetlijn gemakkelijk
„uit die ten opzichte van de oorspronkelijke kunnen worden afgeleid.
„De andere methode heeft echter bet voordeel een zuivere interpolatie
„te zijn.
„Bij de orthogonale methode, die een extrapolatiemethode is dit
„heeft zij gemeen met de hier te lande weinig toegepaste voerstraal-
methode mogen de loodlijnen een bepaalde lengte niet overschrijden".
In verband met den laatsten zin merken w?ij op, dat de voerstraalmethode
in lndië hoe langer hoe meer populair w7ordt en de toepassing daarvan steeds
toeneemt. Een daarop betrekking hebbende Instructie is reeds ter perse en
zal binnenkort verschijnen.
Bij liet nauwkeurigheidsvraagstuk, hetwelk in de reeds eerder genoemde
21 uitvoerig is behandeld, worden achtereenvolgens aan de orde gebracht de
puntsbepaling (zoowel t.a.v. binnen- als van buitenrichtingen), de veelhoeks-
meting (systematische en toevallige fouteninvloeden van elk dier fouten, van
de rcsulteerende fout in de hoekmeting en van de fouten in de aansluitings-
punten), consequenties verbonden aan de meetpunten en de detailmeting (lood
lijnen, verlengden van meetlijnen en de consequenties van orthogonalc- en
voerstraalmethodcn).
Nadrukkelijk wordt betoogd, dat bii puntsbepalingen, polygoneeringen en
meetpuntinschakeling de nauwkeurigheden, -welke voor de drie verschillende
gebieden zijn gesteld, gehandhaafd kunnen wordenaangezien deze meet
methoden op interpolatie berusten. Voorts wordt in de Handleiding het na
volgende standpunt gehuldigd
„Bij het nemen van loodlijnen wordt men evenw7cl tot extrapolatie ge
dwongen, zooals dit ook bij de toepassing van de voerstraalmethode het
„geval is. Daardoor is men verplicht de cischen voor de algemcene punt-
„nauwkcurighcid iets te matigen, m.a.w. toe te laten, dat voor punten op
„deze wijze bepaald de nauwkeurigheid iets geringer wordt.
„Zou men de oorspronkelijke nauwkeurigheid willen behouden, dan
„zou van beide genoemde meetmethoden geen gebruik kunnen worden
„gemaakt en zou men geheel aangewezen zijn op de methode van het