204 bruggen en duikers in den weg Cheribon Indramajoe. Onder- tusschen studeerde hij voor architect der B.O.W. Hoewel het nooit tot een examen kwam, heeft deze studie hem later als leeraar voor aankomende architecten menig voordeeltje opgeleverd. Toen een der ingenieurs, die met evengenoemd werk belast was, dank zij een ruzietje onder de Cheribonsche dames, van standplaats wenschte te veranderen, bood de wachtgelder-volontair Bertsch, die, gezien het feit dat hij vrijgezel was, minder last van dergelijke ruzies had en bovendien als violist in de woningen der Cjieribonsche „upper ten" een welkome gast was men kende toen nog geen radio, bioscoop en strijkje, doch was in hoofdzaak aangewezen op kamermuziek aan, om het werk over te nemen. Zijn aanbod werd met beide handen aangenomen onder de belofte v^n een wederdienst. Hij maakte het werk af en toen het naar Batavia werd opgestuurd, kwam prompt daarop de uitnoodiging om naar die stad te komen. Zijn Cheribonsche chef had hem aan geraden examen te doen voor architect bij de B.O.W. Hoewel deze betrekking in den „goeden ouden tijd" zeker geen windeieren opleverde, wilde hij daarvan niets weten. Hij had zijn zinnen nu eenmaal gezet op het landmetersvak en was daarvan niet af te brengen. Batavia bood hem de zoo zeer begeerde gelegenheid om zijn liefste wensch in vervulling te doen gaan. Dus ging hij - eigenlijk op de bonnefooi naar Batavia. Nauwelijks daar gearriveerd, zag hij zich in 1872 toegevoegd aan de commissie, belast met „de onderzoekingen voor den aanleg eener haven te Batavia". Eerst in 1873 echter werd hij op een daggeld van 6. officieel als lid in die commissie opgenomen. Men stelde zich toen nog voor de oude visschershaven van Batavia om te kunnen tooveren in een zeehaven, o.m. door eenige eilanden voor de kust te verbinden teneinde op die wijze een havenkom te verkrijgen. Dat plan bleek onuitvoerbaar, daar de ondergrond, die geheel uit „brei" bestond, zich voor het doel niet leende. Eerst daarna werd naar een andere plek gezocht en werd Tandjong Priok als zoodanig uitgekozen. De afstanden waren te groot en de verbindingen te slecht dan dat de landmeter Bertsch na voltooiing van zijn dagtaak nog naar huis kon keeren. Hem restte niets dan te blijven overnachten in een hutje te midden van de kustwildernis. Zijn voedsel bestond in die dagen uit enkel ban- deng, in de modder gepoft en wat roode rijst, die ergens in een kampong werd opgescharreld.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 18