210
bestemd om alleen de Westersche rechten vast te leggen, een
zuiver eigendomskadaster dus. Hij kreeg zijn zin, want vanaf zijn
optreden heeft het Kadaster nooit meer eenige bemoeienis gehad
met de landrente.
Eerst tegen het eind van 1907 volgde zijn definitieve benoe
ming tot Ingenieur le klasse, tevens Hoofd van den Kadastralen
Dienst. Lang heeft het Kadaster hem in die functie niet meer
mogen meemaken, want begin 1909 werd hij op verzoek eervol
uit 's Landsdienst ontslagen.
In tegenstelling tot de meeste zijner collega's kreeg hij reeds
een koninklijke onderscheiding vóór zijn benoeming tot het hoog
ste ambt, n.l. werd hij in 1904 benoemd tot Officier in de Orde
van Oranje Nassau.
Over de keuze van een opvolger schijnt nog het e.e.a. te doen
te zijn geweest. De Regeering, die aanvankelijk geporteerd bleek
voor een benoeming van den jongen ingenieur Polderman, ging ten
slotte accoord met de voordracht van het aftredend Hoofd, die
Wiemans in zijn plaats wilde hebben, daar hij Polderman nog te
jong achtte.
Nog zij vermeld dat het Kadaster aan hem te danken heeft,
dat het thans beschikt over een eigen bibliotheek. Voordien
hadden de opvolgende dienstchefs hun particuliere verzameling
telkenmale aan elkaar overgedragen. Ook hij had die erfenis aan
vaard, doch meende bij zijn aftreden beter te doen zijn opvolger
niet voor een vrij belangrijke uitgave te plaatsen. Daarom droeg
hij zorg dat via de particuliere boekhandel van Dijk het Gouver
nement door aankoop eigenaar werd.
Na zijn pensionneering vestigde de heer Bertsch zich te
Batavia, waar hij o.m. nog vele jaren deel uitmaakte van het
bestuur van de Bataviasche Planten- en dierentuin.
Gedurende zijn geheele loopbaan heeft zijn vrouw hem in alles
terzijde gestaan en in 1928 mochten beiden het beleven hun gouden
bruiloft te kunnen vieren.
Het jubileum van 3 November 1939 heeft zij niet meer mogen
meemaken, daar zij eenige jaren geleden overleed.
Hiermede zijn we aan het eind gekomen van de beschrijving
van een langen en eervollen staat van dienst, zooals er weinigen
in Indië zijn aan te wijzen. Zeker is het dat er hier te lande op
het oogenblik geen tweede is, die op negentig jaren leeftijd nog
uren lang kan praten over den ouden tijd, zonder eenige teekenen