218 DE MIDDELBARE TECHNICUS BIJ HET KADASTER IN NEDERLANDSCH-INDIË. De eigenlijke functie van den landmeters-assistent op de kadas terkantoren is vaak een onderwerp van debat in kadastrale kringen. De meeningen loopen op dit punt sterk uiteen en de landmeters waar- deeren deze middelbare krachten van mantri-rekenaar tot halfwas landmeter. Nu deze middelbare functie ongeveer tien jaar bestaat, kan het goed zijn deze kwestie eens, aan de hand van practische ervaringen en in oorzakelijk verband, onder de oogen te zien. Er ligt betrekkelijk weinig vast over deze materie en daarom moge ik in dit Tijdschrift er wat dieper op ingaan. Geschiedenis. Oorspronkelijk (reorganisatie 1873) kende de jonge Kadastrale Dienst geen middelbare technici. De kantoorbezetting bestond uitsluitend uit Hooger en Lager Technisch Personeel. De hoogere technici werden onderscheiden in landmeters en adjunct-landmeters, welke laatste eveneens als chefs van kantoren of statistieke opnamesecties konden optreden. Er is debat mogelijk over de vraag, of deze adjuncten al dan niet een middelbare functie vervulden. Mijns inziens was het een uitgesproken overgangsfunctie, al moet toegegeven worden dat hun theoretische scholing zonder twijfel achterstond bij die der landmeters. Overigens kende de titel een onderverdeeling in drie klassen. In 1874 zijn bij Staatsblad de eischen voor de benoembaarheid tot Adjunct-landmeter der 3e klasse vastgesteld en deze eischen werden sindsdien herhaaldelijk verzwaard. De adjunct-landmeters waren de bibit waaruit, na een examen, het landmeterscorps aangevuld werd. De animo om dit examen af te leggen was groot doch het resultaat niet naar rato. De candidaten waren ge handicapt doordat zij a) meerendeels zelfstandige betrekkingen bekleedden, met véél en zwaar terreinwerk, zoodat de animo om verder te studeeren verzwakt werd, b) in de meeste gevallen vrijwel geen leiding (en zeker geen centrale leiding) hadden bij hun studie, c) weinig wetenschappelijk contact hadden met hun meerderen in kunde en ervaring en met hun collega's, d) zich realiseerden dat er slechts een beperkt aantal vacante land metersplaatsen was, zoodat de kans op benoeming niet groot was. (Vervolg op blz. 219)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 32