222
Tenslotte moge ik nog opmerken dat vele landmeters der oude
school, waaronder Inspecteur Raeven zonder twijfel een eminent
kadasterman géén voortstander waren van de inschakeling van
middelbaar vakkundigen in onzen dienst. Raeven stelde, dat het rou
tinewerk van hooger orde verricht moet worden door de jongere
landmeters. Ik kan in zooverre met hem meegaan, dat inderdaad de
pasbenoemde collega's het routinewerk dusdanig onder de knie moeten
krijgen, dat het in den vollen zin van het woord voor hen
routinewerk wordt. En dat duurt langer dan de jongeren, in hun
optimisme, meestal willen toegeven. Stellen wij deze tijd, waarin de
praktijk van het normale landmeterswerk een goede beurt krijgt, op
vier a vijf jaar, dan volgt daaruit dat in de beide formaties wel
degelijk rekening gehouden moet worden met de omstandigheid dat
een aantal landmeters dank zij hun uitnemende vooropleiding
practisch dadelijk assistenten-werk verricht.
Routinewerk.
Uitgaande van de praemisse dat de landmeters-assistent de
naam zegt het reeds den landmeter assisteert met routinewerk, dat
niet aan lager technisch of administratief personeel kan opgedragen
worden, meen ik de volgende eischen te mogen stellen aan een er
varen middelbare kracht van gemiddelde capaciteit
a) ruime bedrevenheid in het opmeten, berekenen, aansluiten, oriën-
teeren en kaarteeren van normaal voorkomende terreinen, speciaal
meetbrief perceelen,
b) ruime bedrevenheid in het reconstrueeren van normale oude ka
dastrale grenzen op kaart en terrein,
c) eenig inzicht in het verrichten van eenvoudige delimitaties,
d) grondige kennis van de oppervlaktebepaling van meetbrief-
perceelen, volgens de voorgeschreven methodes,
e) ruime bedrevenheid in het redigeeren van normale meetbrieven,
f) ruime bedrevenheid in de technische en administratieve werk
zaamheden, welke met het boeken van meetbrieven samenhangen,
g) voldoende terreininzicht voor het ontwerpen en beoordeelen van
eenvoudige driehoeksnetten en puntsbepalingen, voor het geven
van rationeele aanwijzingen aan de mantri's bij metingen en voor
het verrichten van verificaties,
h) voldoende kennis der meest voorkomende instrumenten om de
eventueele regeling behoorlijk te kunnen verrichten en toe te zien