225
gaan en dus te kostbaar worden. Ook hier is de gulden middenweg
de juiste en ik zou willen concludeeren
De opleiding dient een practische vakopleiding te zijn, waarbij
op eenvoudige wijze voldoende theorie gegeven wordt om het hoe
en waarom der werkwijzen te kunnen begrijpen.
Een dusdanig opleiding waarborgt bovendien dat belangstellende
leerlingen bevrediging vinden in hun studie en toekomstige werkkring
en minder belangstellende, dan wel geen aanleg voor het vak heb
bende, leerlingen spoediger opgemerkt worden.
In de eerste plaats moeten dus die vakken gedoceerd worden,
welke in onmiddellijk verband staan tot de hoogergenoemde praktij k-
eischen. En verder de theorie die noodig is om den jongelieden die
praktijkvakken te doen begrijpen.
Deze theorie mag niet te diep gaan. Niet alleen moeten we re
kening houden met het bevattings-vermogen van den gemiddelden
leerling, doch we komen in de geodesie, en ook in het juridische deel
van het kadastrale vak, al spoedig op een gebied waarvoor een hoogere
vooropleiding dan de Mulo geeft, noodzakelijk is. Het is dan ook
herhaaldelijk gebleken dat, indien de stof te uitgebreid en te diep
gaand behandeld wordt, het gros der leerlingen niet meer mee kan.
Zij beginnen radeloos van buiten te leeren en er ontstaat in vele ge
vallen een warboel in hun hoofden, welke zij zelf noch de leeraren
uit elkaar kunnen halen.
De theoretische vakken moeten daarom slechts voldoende geven
om een eenvoudige verklaring mogelijk te maken voor de praktijk
vakken en een inzicht in eventueele moeilijkheden die zich daarbij
kunnen voordoen. Bovendien dienen die theoretische vakken een soort
eenvoudige denksport te zijn. Op dit laatste wil ik speciaal de aan
dacht vestigenbedoelde hersengymnastiek, die het logisch en weten
schappelijk denken bevordert, hebben de leerlingen zéér noodig, willen
zij de opleiding met vrucht volgen en later in de praktijk voldoen.
Ik was gedurende enkele jaren leeraar aan den cursus en meen
te mogen stellen, dat het onderwijs in principe niet op bedoelde leest
geschoeid was. In het kort mijn bezwaren tegen den opzet samenvat
tend, concludeer ik, dat de theorie te veel en de oefening te weinig
kreeg, terwijl de geestelijke verwerking der theorie door de leerlingen
te verward was om een deugdelijk inzicht in de prakt ij kvakken te
hebben.
In dit verband dient opgemerkt, dat de assistenten-cursus betrek
kelijk kort bestond en de opzet feitelijk nog in een experimenteel