238 op de nauwkeurigheid te binden aan a priori gestelde normen. Met de verscheidenheid van instrumenten, van meetmethoden, maar vooral door het heoordeelen van de mogelijke snelheid en zorg vuldigheid moet het mogelijk zijn deze theoretisch vastgestelde normen te bereiken. Een resultaat dat ongunstiger is, is te veroor- deelen, doch een gunstiger resultaat zal in zeer vele gevallen te kennen geven, dat de opzet en doelmatigheid van de meting te wenschen overlaat. De normen kunnen strenger of ruimer zijn dan de oude, maar in elk geval kan hun onderlinge samenhang beter zijn en zullen zij wellicht een blijvender karakter dragen. Deze moderne opvatting komt wel zeer duidelijk tot uiting in de Hollandsche Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster. (Dit Tijdschrift, 1939 Afl. 3, bladz. 186). 5. Bij de eerste stelselmatige metingen met dubbelbeeldtachy- meters gedurende de jaren 1933-1935 bestond vanzelfsprekend ook het verlangen om de nauwkeurigheid te beoordeelen. Vooral met de Redta zijn in die jaren belangrijke deelen van Buitenzorg en Batavia tachymetrisch gemeten en de resultaten zijn voor een deel dan ook voor een onderzoek verwerkt. Zij zouden voor de fabriek prachtig reclamemateriaal kunnen biedende nauwkeurigheid overtreft in be langrijke mate die, welke men in de Europeesche literatuur als ge middelde aantreft. De voornaamste resultaten zijn: le. een middelbare fout in de lengtemeting van 0,9 cm per 100 m. Dit resultaat werd berekend door vergelijking van een aantal vroeger bij de herkadastreering van Batavia met meetlatten ge meten polygoonlengten met dezelfde afstanden, zooals die bij de Redtadetailmeting (als controle) bepaald waren. De nauw keurigheid der lattenmeting was bekend (Roelofs, dit tijdschrift, jg. 1934, bladz. 156 e.v.). 2e. een middelbare waarde voor het verschil in coördinaten van een dubbel aangesneden detailpunt van 2 cm. Hieruit zou een tolerans voor dit verschil volgen van 6 cm en een middelbare waarde van het gemiddelde der coördinaten van 1 cm. (Wanneer een meting een m.f. m heeft, dan heeft het gemiddelde van 2 m bepalingen een m.f. en het verschil een m.f. m V 2. De tolerans voor dat verschil zal dus 3 X m V 2 bedragen, d.i. 6 X de m.f. van het resultaat. Dit punt wordt in de praktijk zeer vaak over het hoofd gezien.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 52