249 zijn afgeleid, zijn het belangrijkste, want zij beheerschcn het eind resultaat der metingen volkomen. Een equivalent ontbreekt bij de loodlijnen. Alleen een grenslengtetolerans (verschil gemeten en be rekende grenslengte) geeft hier nog eenige toetsingsmogelijkheid, doch slechts in betrekkelijke mate, omdat de lengte der loodlijnen en de keuze der meetlijnen, waarop zij zijn neergelaten, te veel invloed op het resultaat zullen hebben. Deze factoren kunnen bezwaarlijk in een tolerans tot uiting gebracht worden. Ditzelfde doch in mindere mate geldt ook voor dbt. Daarbij doet zich de vraag voor of de beide grenspunten uit dezelfde, dan wel uit geheel onafhankelijke polygoonpunten zijn aangesneden. In het eerste geval speelt de fout der pol. punten geen rol, in het tweede komt deze vergroot tot uiting, terwijl de fout in de grenslengte dan van secundair belang is. 23. Het beginsel der algemeene puntnauwkeurigheid geeft ook hier een eenvoudige oplossing. De grenslengtetolerans zal moeten zijn waarin A voor de gemiddelde afstanden genomen moet worden en c de met de meetveer te maken fout in de beide eindpunten aangeeft. Bij polygoonpunten kan deze wellicht verwaarloosd worden, bij on scherpe gemarkeerde (b.v. scheefstaandegrensmerkteekeneq daar entegen m.i. niet. Voor de gebieden 1 en 2 kan c worden aangenomen op resp. 1 en 2 cm. 24. De in Oostenrijk toegepaste tolerans, die op een zeer uit gebreid waarnemingsmateriaal berust, luidt Deze tolerans staat dus naast A2. De samenhang tusschen Ax, A2 en A3 was zoodanig, dat A3 A2 V 2 2At. Op dezelfde wijze verkrijgt men d 0,0135 V s 0,01 Gecorrigeerd op 3 X de m.f. en afgerond wordt dit B2 0,015 y"s 0,015 B1 0,010 V s 0,01 en b3 0,020 y7 0,02.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 63