254 Het is met dit artikel als met zooveele andere bijdragen, welke tot nu toe verschenen op het gebied van grenssafpalingmen blijft aan de opper vlakte. Men gooit wet en techniek hopeloos door elkander en wijdt nauwe lijks aandacht aan de consequenties, zoowel juridisch-administratieve als technische, aan de wettelijk voorgeschreven afpaling verbonden. Toch doet het weldadig aan een dergelijk geluid te hooren uit een land, waarvan men zou moeten verwachten, dat het een up to date kadaster bezit. Oostenrijk staat daarin niet alleen. De meeste Europeesche staten schijnen soortgelijke aspiraties te hebben. Wat hebben wij in Nederlandsch-Indië, waar sinds 1912 die verplichting tot afpaling bij de wet is geregeld, dan toch veel voor op al die andere landen, zou men geneigd zijn te zeggen. Het is echter een niet eenvoudig te beantwoorden vraag of het bestaan dier ver plichting een onverdeeld genoegen is, zoowel voor de „bezitters" als voor het Kadaster. II. INDISCH TIJDSCHRIFT VAN HET RECHT. Bataviasche grondhuur (Dl. 150 blz. 385 e.v.). M. b. t. bovengenoemd onderwerp is bij S. 1918 No. 287 een regeling getroffen, in de literatuur soms woonervenordonnantie geheeten, doch den officieelen naam dragend van „Voorloopige voorzieningen teneinde de be zitters van woonhuizen, gebouwd op aan anderen in eigendom toebehooren den grond tegen willekeur van den grondeigenaar te beschermen." De considerans is in dezen naam belichaamd. Ter oriënteering laten we hier de tekst der ordonnantie aan de rechter lijke uitspraken voorafgaan „Met buitenwerkingstclling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië voor zoover daarvan bij deze ordonnantie wordt afgeweken, onder nadere goedkeuring der Koningin te bepalen Artikel 1. De bezitter van cene woning, gebouwd op aan een ander in eigendom toebehoorenden grond waarop hij geen zakelijk recht uitoefent, verliest het recht tot gebruik van het woonerf tegen zijnen wil niet dan na opzegging van de zijde van den grondeigenaar met goedkeuring van het hoofd van gewestelijk bestuur gedaan, indien voor het gebruik van dat erf aan den grondeigenaar eene retributie als grond- of erfhuur wordt of van ouds werd betaald. Artikel 2. Het bepaalde in artikel 1 vindt geen toepassing indien het woonerf niet vóór de inwerkingtreding dezer ordonnantie op den aange- duiden voet in gebruik is geweest. Artikel 3. Het verzoek om de opzegging goed te keuren moet schrif telijk worden ingediend bij het bestuurshoofd van het gewest waarbinnen het woonerf is gelegen, dat daarop zoo spoedig mogelijk uitspraak doet en zijne uitspraak aan den gebruiker en aan den grondeigenaar schriftelijk mededeelt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 68