256
De rechter overweegt dat het beroep op S. 1918 287 faalt, daar dat
Stbl. alleen beschermt de bezitters van woningen, welke zich bij de inwer
kingtreding van genoemd Stbl. op den grond bevondenen wijst derhalve
den eisch ten deele toe.
Dat de R. v. J. te Batavia dezelfde meening is toegedaan, blijkt uit het
appel-vonnis van dien Raad dd. 14-4-'39.
Eischeresse (appellante) stelt zich op het standpunt, dat waar gedaagde
haar woning op het door eischeresse in eigendom toebehoorend perceel zon
der haar toestemming heeft afgebroken en weer opgebouwd, de tusschen
partijen gesloten huurovereenkomst sinds dat tijdstip is geëindigd.
De Raad erkent, dat in dat geval de verhuurder niet in zijn rechten
beperkt wordt door Stbl. 1918 No. 287, doch overweegt, dat waar is komen
vast te staan, dat geappelleerde (huurder) meer woningen op het betreffende
erf heeft staan, hij nog steeds de bescherming van dat Stbl. geniet. Appel
lante wordt in haar vordering niet ontvankelijk verklaard. Haar huuropzeg-
ging is in trijd met S. 1918 287 en kan geen rechtsgevolgen hebben. Daar
in dit geval de feiten den eisch niet wettigen, volgt niet-ontvankelijk ver
klaring. In strijd met deze uitspraak had de Residentiercchter de vordering
ontvangen en voor recht verklaard, dat de tusschen partijen gesloten over
eenkomst niet was geëindigd.
Hetzelfde standpunt als de R. v. J. te Batavia nam reeds in 1935 de R.
v. J. te Padang in (vonnis 11-4-'35)die besliste, dat de bescherming van S.
1918 287 zich beperkt tot hetgeen vóór de inwerkingtreding van dat
Staatsblad op den grond was gebouwd, alsmede tot de voor onderhoud daar
aan noodzakelijke reparatiën.
Ook in het hieronder volgende vonnis komt genoemd Staatsblad ter
sprake.
Particulier land of gewone eigendom?
Toepassing van de acquisitieve verjaring zonder dat partijen er een
beroep op doen. (Dl. 150 bl. 516 e.v.).
Lie Biauw Kie is eigenaar van het perceel eigendom verpondingsnummer
2133 ter hoofdplaats Socrabaja. Dermoredjo occupeert een deel ervan.
Lie eischt ontruiming van het betrokken deel door Dermoredjo. De
Landraad wijst op grond van art. 574 B. W. de vordering toe, daar eischcr
naar 's Landraads oordeel erin geslaagd is zijn eigendom te bewijzen en
gedaagde noch met bescheiden, noch met behulp van getuigen zijn woonrecht
heeft kunnen waarmaken.
Uit deze uitspraak mogen we opmaken, dat als vaststaand werd aange
nomen, dat de litigieuse grond deel uitmaakte van een particulier land.
Gedaagde Dermoredjo gaat tegen dit vonnis in appel. Bij repliek geeft
Lie toe, dat het perceelsgedeelte vroeger deel uitmaakte van het particuliere
land Petoendjoengan, doch stelt daartegenover dat dit land zijn particulier
karakter reeds lang verloren heeft, waarbij hij een beroep doet op het „Rap
port omtrent de, Particuliere Landerijen beoosten de Tjimanoek" van Mr.
van Dissel van omstreeks 1875.