258 Een reeks vonnissen van den Inlandschen rechter nopens grond. (Dl. 150) I. Vonnissen Raad van Justitie te Batavia (Derde Kamer). 1). De inschrijving alleen van een stuk grond in de de sar egist er s op naam van een bepaalden persoon bewijst nog niets t.a.v. het Inlandsch bezitrecht op dien grond, aangezien zulks veelvuldig voorkomt uit andere motieven dan verwerving van Inlandsch bezit door dengene op wiens naam de grond wordt gesteld (blz. 189). 2). De inschrijving in de desaregisters bezvijst niets t.a.v. het Inlandsch bezitrecht, daar zulks kan geschieden met het oogmerk een ander te helpen •teneinde een grooter bedrag bij de afdeelingsbank te kunnen leenen (blz. 245). 3). De kooper t.g.t. op een, voor zoover blijkt, regelmatige executoriale vendutie van sawahs, heeft aanspraak op bescherming van zijn aldus ver kregen rechten (blz. 197). 4). Waar vaststaat dat de dochter niet gerechtigd was zonder toestem ming van haar moeder den in het desaregister op haar naam staariden grond te verkoopen, kan deze aanspraak maken op de door haar dochter ontvangen koopsom, waartegenover staat dat de kooper die te goeder trouw heeft ge kocht in zijn bezit behoort te worden gehandhaafd, (blz. 222). 5). De kooper, die op adatrechtelijk geheel regelmatige wijze een stuk grond heeft gekocht van den persoon te wiens name die grond in het be trokken desaregister was ingeschreven en die de daarvoor verschuldigde landrente betaalde, terwijl in rechte niet is gebleken van eenige omstandig heid dat de kooper redelijkerwijs moest vermoeden, dat de verkoopcr desondanks niet de ware rechthebbende op den grond was, moet beschermd worden, (blz. 237). Naschrift van Mr. Soepomo (blz. 239) „De landraad te Tasikmalaja heeft bij vonnis van 18 Nov. 1935, dat in „hooger beroep door de eerste kamer van den raad te Batavia is bekrachtigd, „den kooper te goeder trouw de positie gegeven van pandnemer, en den „gedupeerden inlandsch bezitter die van pandgever, wiens recht tot inlossing „echter voor goed vervalt na onbenut verstrijken van den bij het vonnis „vastgestelden lossingstermijn (T. 148, blz. 378). In zijn naschrift (T. 148, „blz. 384) en later in zijn: „Beginselen en stelsel van het adatrecht",1939, „blz. 97 juicht Ter Haar die beslissing toe, aangezien hij ze sociaal zeer „bevredigend en stelselmatig zeer gelukkig acht. De geleerde schrijver denkt „daarbij vooral aan geerfden grond, die voor den gedupeerden inlandsch „bezitter een bijzondere waarde kan hebben, terwijl die grond voor den „kooper alleen economische waarde heeft. „Bovenstaand vonnis van de derde kamer van den Bataviaschen raad „geeft echter geen steun van genoemde beslissing, doch bevestigt het oudere „standpunt, dat den kooper te goeder trouw direct als inlandsch bezitter „beschermt. „Zie de bespreking van Mr. Bertling van Ter Haar's, „Beginselen enz." „t.o.v. dit punt, hierachter blz. 330 en 331." 1) x) Zie ook dit Tijdschrift jaarg. 1938, blz. 250 e. v. en omtrent het karakter van het pandrecht het naschrift van Mr. Soepomo, hierachter bij het onder 14) vermelde vonnis opgenomen, v. H.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 72