259
6). De verklaring in de akte, dat de verkooper door betaling is voldaan,
is voldoende om de overdracht van den grond onaantastbaar te maken,
(blz. 198).
7). Door de djoealtransactie wordt het inlandsch bezitrecht op de
gronden op den kooper overgedragen en de verkooper kan een vordering tot
ontruiming van die gronden op grond van onwettige occupatie niet afweren
op grond dat de kooper den bedongen koopprijs niet of slechts ten deele
heeft voldaan, (blz. 200).
8). De betaling van de landrente en de occupatie van het erf door den
een met verhuizing van den ander naar een nabijgelegen erf behoeven niet
het gevolg te zijn van een tusschen partijen tot stand gekomen vervreemding,
maar van een overeenkomst van bruikleen, waarbij eerstgenoemde op zich
nam de landrente te betalen, (blz. 245).
9). Het feit van 20 jaren ongestoord bezit door de eene partij en het
feit van het stilzitten der wederpartij gedurende die periode levert een
zwaarwichtig vermoeden op van de rechtmatigheid van dit bezit. (blz. 241).
10). Nu vaststaat dat de grond op de in de desa gebruikelijke wijze
defintief is verkocht (djoeal bcbas), is het inlandsch bezitrecht op den grond
op den kooper overgegaan, waartoe niet afdoet het feit dat de verkooper
met gedeeltelijke betaling is voldaan en hij den kooper heeft toegestaan het
resteerende na den volgenden oogst te voldoen. De erfgenamen van den later
overleden kooper zijn verplicht het nog niet voldane gedeelte aan den ver
kooper te voldoen.
De verkooper, die slechts gedeeltelijk voldaan is, heeft niet het recht om
den grond van de erfgenamen van den kooper op te vorderen, terwijl hij even
min de djoeal-bebas-transactie ongedaan kan maken door aan deze erf
genamen het reeds ontvangen gedeelte der koopsom aan te bicden en bij
weigering van ontvangst dit bedrag achter te laten ten huize van den be
werker dier gronden, (blz. 243).
11). Het beding dat wanneer niet binnen een bepaalden in de akte
gestelden termijn „teruggekocht" wordt, de grond definitief in het bezit van
den „kooper met recht van wederinkoop" zou overgaan, heeft niet de be-
teekenis dat door de vervulling van de voorwaarde de „verkooper" zijn recht
daarop automatisch zou verliezen, daar voor een definitieve vervreemding
van grond nog een daarop gerichte rechtshandeling vereischt is. (Zie vonnis
van den Raad Batavia van 7 Oct. 1938 in T. 149, blz. 216).
De raad laat in het midden of de in den vorm van „koop met recht van
wederinkoop" gegoten transactie een grondverponding, dan wel een geld-
leening met zekerheidstelling is. De figuur van verkoop met recht van weder
inkoop is in het Javaansch adatrecht nopens grond onbekend, (blz. 242).
12). Een contract van verkoop en koop met recht van wederinkoop
nopens grond is in het adatrecht onbekend, zoodat uit den inhoud van de
akte in verband met de omstandigheden, waaronder het contract werd
gesloten, moet worden uitgemaakt, welke beteekenis daaraan te hechten is,
die van een overdracht van grond in pandbezit dan wel die van zekerheid
stelling.
Een overdracht (djoeal) in pandbezit is niet een consensueel contract,
doch draagt een reëel karakter, de beteekenis hebbende van een reëel afstaan
van den grond tegen contante betaling of voldaan-verklaring.