260 Voor grondtransacties is mede-onderteekening van de akte door een dorpsautoriteit geboden. Nu vaststaat dat een zekerheidstelling van grond ten behoeve van een. geldschuld is beoogd, heeft geen overdracht van grond plaats gehad, zoodat ontruiming van dien grond niet gevorderd kan worden, (blz. 253). 13). Inlandsch bezitrecht gaat in tegenstelling met genotrecht niet onvrijwillig door verwaarloozing te niet (raad anders landraad). De inlandsch-bezitter, die na een brand geen ernstige pogingen doet den rubberaanplant te herstellen noch den grond op andere wijze serieus te ont ginnen, en verzuimd heeft bij een nieuwe grondverdeeling te protesteeren tegen toewijzing van dien grond aan een ander, wordt geacht zijn inlandsch bezitrecht te hebben prijsgegeven, (blz. 255). II Vonnis Raad van Justitie van Padang 14). De transactie op ongezegelde velletjes papier geschreven zonder medeweten van het koeriahoofd, alleen met medeweten en teekening van het kamponghoofd, als officieel persoon, kan niet als een geldige grondverpan- ding worden aangemerkt, (blz. 278). Het karakter van het pandrecht komt duidelijk tot uiting in het naschrift van Mr. Soepomo „De raad acht de overdracht van het „bloote" inlandsch bezitrecht op „grond, welke aan een ander is verpand, mogelijk. „Naar adatrecht is bij grondverpanding de pandnemer de grondgerechtig- „de, hij is het die over den grond beschikken kan, niet de inlandsch bezitter, „die immers den grond reeds heeft losgelaten, zij het, dat hij dien door in lossing tot hem kan doen terugkeeren. Zoolang de grond echter los van den „inlandsch bezitter-pandgever staat, kan hij naar indonesisch rechtsbesef „geenerlei kontante handeling t.a.v. den grond verrichten (over het begrip „kontante handeling", zie Ter Haar, Beginselen en stelsel van het adatrecht, „1939 blz. 86). „Geen enkel volkshoofd is daarom, voorzoover bekend, bereid mede werking te verleenen tot het verkoopen van grond, welke reeds in pandbezit „bij een ander is. Ook waar grond met vooruit betaalden huurschat is ver duurd, is in de dorpssfeer geen beslissing bekend, volgens welke de grond- „bezitterverhuurder zijn „bloot" inlandsch bezitrecht zou mogen verkoopen. „De grond staat immers tijdens de huurverhouding los van hem. Overdracht „van bloot (met pandrecht bezwaard) inl. bezitrecht sluit dan ook, gelijk „door Ter Haar in zijn „Beginselen enz.", 1939 blz. 90 terecht is opgemerkt, „niet op het rechtsdenken der bevolking aan. „De raad beslist, dat de grond in inlandsch bezitrecht aan opposanten „toebehoort, doch bezwaard met pandrecht ten bedrage van 122.50 t. b. v. „appellant. Praktisch beteekent dit, dat opposanten alsnog 122.50 zullen „moeten betalen, indien zij den grond hebben willen. Geintimeerden-geëxecu- „teerden hebben er immers heelemaal geen belang bij den grond in te lossen, „terwijl zij rechtens niet tot inlossing gedwongen kunnen worden, aangezien „dit in strijd zou zijn met het karakter der grondverpanding. En als oppo santen nu de inlossom ad 122.50 betalen, dan is het zeer de vraag, of zij „dit bedrag op geïntimeerden zouden mogen verhalen, aangezien dezen „immers rechtens niet tot lossing verplicht zijn. (blz. 284). VAN HULS.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1939 | | pagina 74