39
dastrale metingen aldaar te stimuleeren en de inschrijving op schets
kaarten te beperken.
Ord. 1912.
5. In de ordonnantie van Staatsblad 1912 No. 612 werd het
Kadastraal Tarief herzien en opnieuw vastgesteld; genoemde ordon
nantie werd bij Staatsblad 1915 No. 194 gewijzigd 3).
Met de herziening van 1912 werd beoogd het wegnemen van
„grove wanverhoudingen,, m.b.t. de zelfkosten en den omvang der
werkzaamheden. Zoowel verhoogingen als verminderingen der hef
fingen hadden plaats, evenwel dusdanig, dat de totaalinkomstcn een
kleine stijging vertoonden. Voorts werden voorzieningen getroffen
t.a.v. tevoren ongetarifieerde verrichtingen.
6. Het vroegere door elkander heen gevlochten tweevoudig be
ginsel van
1° vergoeding van verrichten arbeid,
2° heffing naar de waarde van het goed,
werd bestendigd. Daarnaast werden nog andere gedachten van uiteen-
loopende strekking en consequenties in de nieuwe ordonnantie ver
werkt
3° de wcnschelijkheid tot behoud van het bestaande oploopend-tarief
voor landmeterskennissen, met uiterst lage heffing tot koste
loos toe t.a.v. perceelen van geringe waarde, om het verzwijgen
van rechtsovergangen niet in de hand te werken 4),
4° de noodzaak van het stellen van een bovengrens in zake heffing
voor landmeterskennissen, om overdreven hooge kosten te ver
mijden,
5° de wenschelijkheid om, met behoud van het oploopend-tarief voor
meetbrieven, een benedengrens daarvoor vast te stellen, in ver
band met de kosten, die elke meetbrief met zich brengt.
7. Het beginsel van kostenreductie voor meetbrieven van erf-
pachtsgronden in de Buitengewesten en van reeds kadastraal opge
meten perceelen, zoomede voor stukken betrekking hebbende op
3) De aanvulling bij Staatsblad 1915 No. 193 breidde de toepassing van het
speciale meetbrieftaricf der Buitengewesten (zie punt 4) uit tot alle
groote perceelen, deed ook de verkoopwaarde of kadastrale taxatie
maatstaf zijn voor tariefheffing en gaf een betere formuleering van
eenige bestaande bepalingen.
4) Dit argument is later (1920) niet steekhoudend gebleken.