43 23. Een vergelijking van de tarieven van 1920 met die van 1926 doet zien, dat géén of slechts een geringe salarisvermeerdering werd aangebracht t.a.v. die verrichtingen, waaraan reeds hooge heffingen verbonden waren. De inkomstenvermeerdering werd veel eerder ge zocht in de lager getarifieerde werkzaamheden, waarvan de retributies niet evenredig werden bevonden aan de wezenlijke kosten. 24. Zoo werd de in 1920 gestelde benedengrens voor het land- meterskennistarief van 3.in 1926 op 5.gebracht, doch de verdere heffingen voor de landmeterskennissen ondergingen geen verandering. 25. Kostelooze afgifte van certificaten werd in strijd geacht met het tarief beginsel en met de billijkheid, weshalve een matige heffing 5.voor genoemde stukken werd ingevoerd. 26. Het meetbrief tarief had speciale aandacht. Het minimum salaris, hetwelk in 1920 op 10.was bepaald, was niet houdbaar gebleken en werd in 1926 tot het nog steeds aan den lagen kant gehouden bedrag van 20.verhoogd. 27. Voorts werd aan eiken meetbrief een tweeërlei kostenbe rekening ten grondslag gelegd (tarief volgens perceelswaarde en oppervlaktetarief), waaruit een voor het Land voordeelige keuze moet worden gedaan 9). 28. Ten slotte werd nog het meetbrief tarief naar den waarde- grondslag" (met inachtneming van een tarief minimum van 20. met 5.per meetbrief verhoogd. Daarentegen werd het oppervlakte tarief (hectaretarief) voor erfpachtsperceelen en andere groote grond stukken van niet al te grilligen of ongunstigen vorm onveranderd gelaten. Het werd onjuist geacht, om ook bij abnormalen perceelsvorm dit tarief te bestendigen, aangezien het Land alsdan de meerdere kosten voor meting, kaarteering en berekening zou moeten dragen. Zoodoende werd voor dergelijke perceelen een „omtrektoeslag" in gevoerd. Dit is tc beschouwen als een verdere doorvoering van het in 1912 in geluide systeem van heffing naar den hoogsten maatstaf. Zie punt 9.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 54