60 UIT ANDERE TIJDSCHRIFTEN. Onder dezen titel behandelt schrijver, controleur t.b. voor agra rische zaken te Jogjakarta, de organisatie van het Inlandsch Kadaster aldaar. Om het opstel van den heer Jonkers bij wien we een kennis van zaken aantreffen, die we meestal van „buitenstaanders" niet gewoon zijn, volkomen recht te laten wedervaren, meenden we niet beter te kunnen doen, dan het hier geheel over te nemen. v. H. LOCALE TECHNIEK 1940 No. 1. A. Jonkers. Verzekering van Inlandsch bezitrecht ter hoofdplaats Jocja- karta. Vroegere rechtsonzekerheid. Jogjakarta dankt haar opkomst aan de splitsing van het Mataramsche Rijk in het jaar 1755. Voordien was de plaats een onbeteekenende vlek, welke zich alleen van andere desa's onderscheidde door de aanwezigheid van een pasanggrahan waar de Vorsten van het Mataramsche Huis nu en dan ver blijf hielden. De babad Gianti vermeldt, dat op Maandag den 2den Redjeb van het jaar Wawoe 1681 een begin werd gemaakt met de ontginning van het woud Bringin, gelegen tusschen de rivieren Winongo en Tjode. De lucht was vervuld van het gerucht dergenen, die aan den bouw van den kraton, de woonverblijven der vorstenverwanten en ambtsdragers en de lodji (woonwijk der Hollanders) arbeidden. De woonerven van de leden der hofhouding werden in de directe om geving van den Kraton aangelegd. Dan volgden de ambtserven van de waar digheidsbekleders, zooveel mogelijk golongans (departements) gewijze in een aaneengesloten complex saamgebracht. Het is hier niet de plaats voor een beschrijving van het bestuursstelsel van een Javaansch Vorstenrijk. Wie hierin belangstelt, moge worden ver wezen naar het artikel van Rouffaer (Vorstenlanden) in de le druk van de Encyclopedie van Nederlandsch-Indië en naar dat van Mr. ter Haar in Adatrechtbundel 24 (de rechtstoestand van den grond ter hoofdplaats Jogja karta). Slechts worde er op gewezen, dat aan de indeeling van de Kraton- stad een logische ordening ten grondslag lag, een ordening evenwel, die uitsluitend rekening hield met de eischen van een Oostersch feodaal vorsten gezag. Een dezer eischen was dat de verwanten en voornaamste dignitarissen in de hofstad verblijf werd toegewezen. Dit was niet alleen noodig uit overwegingen van staatsie, maar ook omdat den vorst vijandelijke aspiraties nu eenmaal op eenigen afstand beter kunnen gedijen dan in het gezagscentrum. Want wel was 's vorsten macht onbeperkt en de eerbied der onderdanen groot, maar die eerbied gaat in een oostersch monarchaal bestel niet uit naar den persoon van den vorst

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 71