86 5.gebracht, in verband met de kosten, die elke meetbrief met zich brengt 45). Het meetbrieftarief van 1881 hield namelijk de ge ringe heffingen van 0.50, 1.2.en 3.in, die een niet langer te tolereeren verliespost voor het Land beteekenden 46). 66. Een verdere doorvoering van het zelfkostenprincipe leidde in 1920 tot herziening van het meetbrieftarief, dat sedert 1881 (d.i. ongeveer 40 jaren lang) niet noemenswaard gewijzigd was en destijds noodzakelijk in overeenstemming met een billijk retributiebeginsel moest worden gebracht 47 Een vergelijking van de meetbrieftarieven van 1912 en 1920 doet zien, dat de tarief schaal van 1912 een verhooging onderging, va- rieerende van 5.tot 10.de benedengrens van het meetbrief tarief werd in verband hiermede op 10.gesteld 48). 67. Dat in 1920 het meetbrief tarief over de geheele linie ver hoogd zou moeten worden, lag alleszins voor de hand; immers ook voor de landmeterskennissen werd bij de ordonnantie van 1920 zulk een „toeslag" ingevoerd. Deze principieele toeslag voor beiderlei stuk ken had zooals in punt 57 bereids naar voren werd gebracht de strekking van een vergoeding voor de opmaking van het uit te reiken stuk 49welke vergoeding t.a.v. landmeterskennissen op 5. was bepaald. Voor de meetbrieven werd genoemde toeslag van 5.evenwel als minimumtoeslag vooropgesteld. Blijkbaar werd toentertijd onder de oogen gezien, dat de opmaking van een meetbrief niet op één lijn gesteld zou mogen worden met de afgifte van een landmeterskennis. 68. Ongetwijfeld werd in de ordonnantie reeds aangevoeld, clat de technische zijde van een meetbrief (meet-, bereken- en kaarteer- werk) van dusdanigen omvang kan zijn, dat een toeslag van 5. niet genoegzaam mag worden geacht, en zeer zeker niet t.a.v. perceelen van hooge waarde. Dergelijke perceelen toch hebben doorgaans groote uitgestrektheid en brengen dus evenredig hoogere technische kosten met zich mede; voor zoover zij van geringe oppervlakte zijn en der halve tot de dure gronden moeten worden gerekend, dienen er aan het technische werk hooge nauwkeurigheidseischen te worden gesteld, 4r>) Zie punt 6 ten 5e. 4fi) Zie punt 5. 47) Zie punt 14. 4S) Zie punt 15. 4f)) Administratieve retributie als bedoeld in punt 52 sub b.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 14