87
die met gecompliceerd en langdurig meet-, bereken- en kaarteerwerk
gepaard gaan.
Zoodoende werd in bepaalde gevallen de administratieve toeslag
van 5.verhoogd met een extravergoeding bij wijze van retributie
voor meetwerk c.a. 50), welke extraheffing op ten hoogste 5.
werd gesteld.
69. Toen er m.b.t. de huidige ordonnantie van 1926 naar een
„gunstiger verhouding tusschen uitgaven en middelen" werd ge
streefd 51bleek deze vergoeding voor meetwerk c.a. niet gehandhaafd
te kunnen blijven, weshalve een verhooging daarvan noodzakelijk werd
geacht. De huidige tariefschaal der meetbrieven doet zien, dat aan
bedoelde retributie thans een minimum van 10.en een maximum
van 15.is opgelegd.
Het gevolg hiervan is geweest, dat de benedengrens van het meet
brieftarief, die in de ordonnantie van 1920 10.bedroeg, sedert
1926 op 20.— is gebracht 52
70. De voorgaande beschouwingen omtrent het meetbrieftarief
naar den waardegrondslag kunnen als volgt worden samengevat.
Ie. Voor iederen meetbrief is sedert 1881 voortdurend een registra
tieve retributie (punt 52 sub a) geheven van l%o van de Per~
ceelswaarde 53).
2e. Een heffing van 5.bij wijze van administratieve retributie
(punt 52 sub bis sedert 1920 steeds van toepassing geweest 54).
3e. Een retributie voor meetkosten c.a. (punt 52 sub c) werd sedert
1920 principieel gevorderd. Oorspronkelijk werd daarvoor een
maximum van 5.gesteld 55), doch sedert 1926 zijn te dien
aanzien een minimum van 10.en een maximum van 15.
als norm aangenomen 56).
71. Met betrekking tot de retributie voor meetkosten c.a. is het
huidige interval van 10.tot 15.binnen te enge grenzen ge
nomen. Relatief is 10.voor perceelen van geringe waarde te hoog-,
en 15.voor waardevolle stukken grond zéker te laag te noemen.
50) Zie punt 52 sub c.
51) Zie punt 21.
r>2) Zie punt 26.
53Zie punt 63.
54) Zie punt 67.
55) Zie de laatste alinea van punt 68.
56) Hierdoor werd het minimumsalaris voor den meetbrief verdubbeld. Zie
punt 69.