107
staat geenszins nauwkeurig vast; zelfs één en dezelfde stok blijkt
niet standvastig van lengte te zijn, immers de bamboe trekt krom,
krimpt, enz. De meting zelf geschiedt verder op primitieve wijze en
de berekening der oppervlakte speciaal indien het perceel geen
rechthoek vormtis uiterst simplistisch en „globaal". Men verdeelt
het terrein zoo'n beetje onder in driehoeken, rechthoeken en trapezia.
Nog primitiever is de gang van zaken bij sawahgronden en andere
grootere terreinen. Dan gebruikt de tjarik een „idjoek", d.i. een
idjoek-touw ter lengte van 20,50 of 100 meter met knoopen (of
plaatjes) om den meter (tot voor kort onderverdeeld in roeden).
Men trekt een diagonale lijn, waarop uit verschillende punten van
den omtrek loodlijnen worden neergelaten, welke op het oog wor
den uitgezet (vaak met behulp van een primitief houten kruis, waar
van de 4 armen circa 30 cm lang zijn en ongeveer loodrecht op elkaar
staan).
kloeken en gebogen omtrekken worden verwaarloosd. Men weet
wat a l'improviste, vermenigvuldigt zoo'n beetje, en „klaar is Kees".
Het is dus zeer begrijpelijk, dat er vaak verschillen ontstaan
tusschen de ware grootte eenerzijds en de opgemeten oppervlakte
anderzijds, van honderden m2.
Kenmerkend voor de herkenning van een bepaald perceel, is zijn
„oppervlakte", waarvoor het (na de bovengeschetste „opmeting") te
boek staat in dessaregister en Landrente-kohier. Want teekeningen
ontbreken. Ook eigendomsbrieven ontbreken. Het aanslagbiljet van
de Landrente fungeert als eigendomsbrief De eenige teekening welke
geraadpleegd wordt is de „overzichtskaart" Dit is een „afschrift"
van de landrente-kaart. Is eenerzijds de schaal (1 5000) daarvan
reeds van dien aard, dat van een redelijke nauwkeurigheid niet mag
worden gesproken (immers 1 mm op de kaart is 5 meter in de wer
kelijkheid), terwijl de daarin geschetste perceelen gewoonlijk blokken
zijn, waarin diverse eigendommen gelegen zijn, anderzijds worden
de opmetingen door de „Landrente" verricht met personeel, dat over
zeer geringe scholing beschikt en zich van primitieve meet-instrumen-
ten bedient (boussole tranche montagne). Wel is er samenwerking
met het Kadaster, dat sommige meetgegevens verstrekt.
Het zou interessant zijn te weten hoeveel tonnen gouds de Landrente
op Java derft, door de onnauwkeurige opgaven der oppervlakten
Zie bijgaande figuur 1 welke een stukje van zoo'n kaart weergeeft, zij
het ongekleurd. In werkelijkheid vertoonen deze teekeningen verschil
lende kleuren in de omlijningen. (Niet overgenomen. Red.)