109
naam tot nu toe uitvoerden, nu er eigenlijk heelemaal geen redelijk
systeem bestaat, en het volk zich tevreden stelde met een allerprimi-
tiefsten gang van zaken, zooals hierboven ter inleiding werd aan
geduid Het antwoord zou moeten luidenvan het mes-scherpe
„rechtsvermoeden" naar de gemoedelijke „adat" il n'y a qu'un pas
Immers ook nu komen er gedingen over grondkwesties voor den
Landraad, waarin deze (vermoedelijk soms met Salomonswijsheid)
een beslissing heeft te geven. De gang van zaken is dan'ongeveer
dezelfde, als hierboven is geschetst. De Loerah (dessahoofd) wordt
nu onder eede verhoord. Eventueel ook de tjarik (dessa-schrijver) en
enkele leden van het dessa-bestuur (kamitoea). En uit al die primi
tieve en soms tegenstrijdige gegevens put dan de rechter een „rechts
vermoeden" en velt een oordeel, dat als bindend wordt beschouwd.
Volledigheidshalve zij nog opgemerkt, dat het vaak voorkomt, dat
de Loerah, zelf grondbezitter zijnde, belanghebbende is bij grond-
kwesties. „Honi soit, qui mal y pense", maar dat dan steeds volkomen
naar recht en billijkheid wordt gehandeld, kan helaas niet worden
verklaard. En tenslottedenke men zich het geval in, dat door
overlijden, verhuizing, en anderszins mutaties voorkomen in de sa
menstelling van het dessa-bestuur, uit welks „herinnering" zooveel
aanwijzingen worden geput
Wie durft na kennisname van het voorgaande nog spreken over
„rechtszekerheid der justitiabelen" en heftig gaan kibbelen over de
voor- en nadeelen van „negatieve" en „positieve" stelsels van eigen
domsoverdracht, wanneer wij ons nu willen beraden over de mogelijk
heid van een gemeentelijk Inlandsch kadaster?
„Over de wenschelijkheid van een betere verzekering van het
Inlandsch grondbezit in stadsgemeenten is men het, geloof ik, wel
eens." Zoo schreef ik hierboven. Maar welken weg moeten wij be
wandelen, 0111 tot een bevredigende werkwijze te geraken?
Niemand zal betwisten, dat de allerbeste oplossing zou bestaan
in opmetingen door den gouvernementeelen Dienst van het Kadaster
en dat ook de registratie onder het Departement van Justitie zou wor
den gebracht. Maar hiertegen zijn van praktische zijde toch twee
ernstige bedenkingen te brengen. Vooreerst zijn zéér strenge nauw-
keurigheidseischen duuren ten tweede zou het ongetwijfeld heel erg
lang duren, vóór we zoover zouden zijn, dat voor het geheele land,
of zelfs maar voor Java, een zoodanige grondregistratie zou functio
neeren.