113
anderzijds de „grondenrcgistratic"welke voor de in- en overschrijving
der bezitsrechten zorgt en dus uitwijst wie de rechtmatige eigenaar is.
Over deze twee grondslagen mogen thans enkele beschouwingen
volgen, gezien in het licht van het gemeentelijk bestel.
Vooreerst dan de gronduitmeting (kadaster).
Onder een „kadaster" verstaat men een opmeting en beschrijving
van onroerende eigendommen. De kaarten (kadastrale plans) bevat
ten, 11a nauwkeurige opmeting (door landmeters) de grenzen der aan
verschillende eigenaars toebehoorende stukken grond. Deze moeten
geregeld worden bijgehouden. Het oorspronkelijk plan (minuutplan)
blijft ongewijzigd; van elke verandering wordt een nieuwe kaart ge
maakt, die als bijblad eraan wordt toegevoegd. Iéder perceel, deel uit
makend van een door een letter aangegeven sectie, krijgt op het plan
een nummer. Het register (kad. legger) wijst bij elk nummer den
eigenaar, de grootte en den aard van het perceel (en de belastbare
opbrengst) aan.
Bewijskracht ten aanzien van het eigendomsrecht heeft het ka
daster op zich zelf niet. Daarvoor dienen de openbare registers voor
de in- en overschrijving.
Voor de stadsvorming op moderne leest, behoeft het Gemeente
bestuur de beschikking over allerlei stadskaarten. Voor een algemeen
overzicht zijn dit gewoonlijk kaarten op de schaal 1 5000. Voor
detailplannen gebruikt men kaarten op de schaal 1 1000voor meer
gedetailleerd werk op schaal 1 500, of zelfs: 1 200.
Dat het voor een stadsgemeente van middelbaren omvang moge
lijk is, zich zulke kaarten aan te schaffen, zonder dat dit de financieele
draagkracht van zulk een ressort te boven gaat, is in de praktijk aan
getoond te Magelang, waar de Gemeente erin geslaagd is in den loop
van de laatste 5 jaren met een eigen gemeentelijken meetdienst het
noodige materiaal bijeen te brengen, bij te houden en aan te vullen.
Is te Magelang de eerste opzet aanvankelijk geschied met hulp
van het Kadaster en den Topografischcn Dienst, tegen betalingen,
welke, ondanks de bescheiden geldmiddelen dezer Gemeente, dragelijk
waren (dank zij de coulante houding van de twee genoemde diensten
in een tijd van malaise), thans beschikt deze gemeente over een eigen
Belanghebbenden zij gewezen op de artikelen van J. M. Beekman in
„Locale techniek" 1938 No. 4 en 1939 No. 6, getiteld „Samenwerking
tusschen Gemeenten en Kadaster".