122
Met deze woorden ving spreker zijn prae-advies aan. Spreker wil
zijn mondelinge inleiding met dezelfde woorden aanvangen.
De wenschelijkheid van de bedoelde betere verzekering moge
overal hier te lande spreken, in de dichtbewoonde centra de steden
klemt zij in meerdere mate. Immers de verhoudingen op het platteland
en in de steden zijn in menig opzicht verschillend. Als voornaamste
oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen:
1. In de steden zijn de gronden waardevoller;
2. In de steden zijn de oude dorpsinstellingen vervaagd of geheel
verdwenen
3. In de steden bestaat geen dorpsrechtspraak meer, welke door
haar bekendheid met de plaatselijke omstandigheden snel en
kosteloos in grondgeschillen kan beslissen;
4. In de steden liggen In- en Uitheemsche belangen meer dooreen
en is het verkeer tusschen de bevolkingsgroepen veel intensiever.
Bij de behandeling van bouwaanvragen, bij de samenstelling van
stadskaarten en detailplannen, bij kampongverbetering, bij den afkoop
van grondrechten van Inheemschen enz., komen het stadsgemeente-
bestuur en zijn organen steeds weer in aanraking met perceelen gronds,
waarvan de grenzen onvoldoende vaststaan of waarvan de eigenaren
niet dadelijk bekend zijn. Maar ook de bevolking zelve, in de steden,
heeft meer en meer last van de bestaande gebrekkige grondregistratie,
omdat in een stad nu eenmaal veel meer mutaties van gronden voor
komen, dan op het platteland, o.a. door de steeds dichter wordende
kampongbebouwing.
Voorts heerscht op het gebied der grondrechten in de steden
veelal een groote verwarring.
Men kent de moeilijkheden, die de „tanah onbekend" in ver
schillende gemeenten met zich medebrengt, met de verschillende occu-
panten, die eikaars rechten bestrijden, waarbij soms in een periode
van 60 jaar geen overschrijving plaats vond.
Men staat algemeen voor de moeilijkheden om bij bouwaanvragen
de bepalingen der bouwverordening toe te passen, indien de grenzen
en oppervlakten der perceelen niet met juistheid bekend zijn. Men
kent ook het „knabbelen" aan den weg of aan de bermen langs de
leidingen door eigenaars van belendende Inlandsche gronden. Het
„Leentje-buur-spelen" van tusschen de huizen gelegen grondstrooken,
indien dit voordeel kan opleveren bij toepassing van de bouwveror
dening, brengt menig rooimeester in een moeilijk parket.
Ten slotte valt overal op, hoe gebrekkig de wijze van overschrij-