125 Het vraagstuk werd daarmede teruggebracht totis het mogelijk te komen tot kadastreering, een registratie van de inlandsche gronden binnen stadsgemeenten, althans belangrijke wooncentra en is het mo gelijk deze registratie bij te houden. Het feit, dat de kwestie ter sprake wordt gebracht op dit congres en in verband daarmee omtrent e.e.a. een prae-advies is uitgebracht, mag een verblijdende verschijnsel heeten. Nog verblijdender is het feit, dat de prae-adviseur iemand is, die de zaken vóór alles practisch bekijkt en de theoretische en vooral de sociaal-politieke zijde, die vroe ger al te veel op den voorgrond werd geschoven, op het 2e plan brengt. De prae-adviseur stelt voorop, dat men naar zijn meening liet ,,wel eens" is over de wenschelijkheid van een betere verzekering van Tnlandsch grondbezit en maakt daarmee de zaak veel eenvoudiger. Voorop staat dus dat er registratie van Inlandsche gronden moet komen. Over de wijze waarop, bestaat voorshands nog verschil van meening. Evenals de heer A. Jonkers in zijn beschouwingen over het Djocjasche kadaster in het vorig nummer van dit tijdschrift, begaat de heer Van Lissa Nessel de fout de registratie naast het Kadaster te stellen en beschouwt hij het Kadaster als een meettechnisch insti tuut. Niets is minder waar. Een kadaster is een grondregistratie. Door dit verschil in opvatting moeten we ook tot andere conclusies komen. Laten we echter eerst het Kadaster nog eens nader bekijken. De registratie betreft tweeërlei le. de rechthebbende, het subject; 2e. het onroerend goed, het object. T.a.v. beide valt weer te onderscheiden in a. de eerste opzet; b. de bijhouding. Bij de eerste opzet gaan beide soorten van registratie hand in hand. Doch de registratie van het subject gaat voorop en is geen aan hangwagen, gelijk de prae-adviseur doet voorkomen. De kaarteering (waaraan de meting ten grondslag ligt), is voor de registratie als zoodanig slechts een hulpmiddel. Aan alles zal een grondig onderzoek naar de rechten der bevol king moeten voorafgaan. Men zal moeten weten, welke soort rechten binnen het te kadastreeren gebied te verwachten zijn. Men kan dan gaan meten, doch gelijktijdig zal een onderzoek naar de rechthebben den moeten worden ingesteld. Het is zelfs wcnschelijk zich er eerst van te overtuigen wie de rechthebbenden zijn alvorens tot de meting over te gaan. Meten zonder grensaanwijzing is vooral in dit geval vrijwel doelloos.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 53