78
Het gemiddeld percentage over de periode 1921 tot en met Juni
1926, gedurende welke de tariefordonnantie van 1920 van kracht was,
bedroeg 33%.
44. De tariefherziening van 1926 veroorzaakte wel is waar een
toename der inkomsten, doch door de invoering van de B.B.L. 1925 20
stegen ook de uitgaven aanzienlijk, zoodat het percentagecijfer der
inkomsten t.o.v. de uitgaven teleurstelde. De percentagedaling voltrok
zich nóg verder ten gevolge van de „groote malaise"in het jaar 1933
liep het percentagecijfer zelfs terug tot 24%, hetgeen dus lager was
dan hetgeen over de jaren 1911 en 1912 (29%) werd verkregen.
De invoering van de H.B.B.L. 1934 21maakte een einde aan
deze inzinking en deed het percentagecijfer snel en belangrijk toe
nemen. Het bereikte in het jaar 1937 22zelfs het nimmer tevoren
verkregen resultaat van 43%.
Nadat evenwel de B.B.L. 1938 23) van toepassing was geworden,
kon onmiddellijk een daling tot 35% worden geconstateerd. In het
jaar 1939 liep het percentage zelfs terug tot 33%, terwijl een verder
gaande daling als zeer waarschijnlijk moet worden geacht.
45. Nog niet lang geleden kon de verwachting worden gekoes
terd, in de naaste toekomst het gemiddeld percentagecijfer op ongeveer
33% te kunnen stellen, hetgeen dan overeen zou komen met het ge
middeld cijfer, dat zoowel over de periode 1921 Juni 1926 als over
het tijdvak Juli 1926 1939 verkregen werd.
Nu echter wederom en oorlogsperiode is aangebroken, mag
gezien de ongunstige uitkomsten over de oorlogsjaren 1914/1918 24)
de vrees voor een verdere daling of zelfs een terugval tot het
percentagecijfer 1911/1912 (29%) volstrekt niet denkbeeldig worden
geacht. Hoewel laatstgenoemd percentage slechts weinig lager zou
zijn dan de gemiddelde uitkomst t.a.v. het geheele tijdsverloop 1911
1939 (30%), moet de kans op ernstige teleurstellingen niet voorbij
worden gezien. Een voorzichtig standpunt is te dien aanzien zeker
niet misplaatst.
20) Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren, Staatsblad 1925 No. 43.
21) Herziene Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren, Staatsblad
1934 No. 135.
22) Dit percentagecijfer en ook dat van het jaar 1936 (41%) kregen een
geflatteerd beeld tengevolge van een kleine commercieele opleving en
de inkomstenvermeerdering door productie van rubberkaarten.
23) Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren, Staatsblad 1938 No. 106.
24) Zie de laatste alinea van punt 42.