142
hiervoor gegeven inzicht niet juist zou zijn, n.l. zou met de bestem
ming voor kampong bij overgang van landelijk terrein tot stadsbouw-
gronden voor zoover eenigszins mogelijk het milikrecht moeten worden
omgezet in grondhuur volgens het B, W., waarbij de Gemeente grond-
eigenaresse zou dienen te zijn. De door spreker vernomen motiveering
daarvan luidde ongeveer als volgt:
Bij den overgang van landbouwterrein tot stadsbouwgrond geldt
de regel, dat de kosten der daaraan gebonden stedebouwkundige uit
rusting komen ten laste der betrekkelijke bouwgronden, van welke
regel de billijkheid is gelegen in een voor deze gronden daarbij op
tredende waardestijging, welke uitgaat boven de bedoelde kosten. Het
is niet mogelijk deze regel niet van toepassing te doen zijn voor een
bepaald soort grondrecht, zonder aan te toonen dat dit grondrecht ten
aanzien van de verhouding tusschen kostenverhaal en waardestijging
een „armlastige" positie inneemt. Wenscht men zonder de even be
doelde aantooning de toepassing van het kostenverhaal voor het milik
recht niet, dan wordt men voor de keuze gesteld tusschen het algeheel
afzien van het principe van het kostenverhaal, of het doen verdwijnen
van het milikrecht. Het eerste is bepaald uitgesloten, zoodat dan de
keus valt op het doen verdwijnen van het milikrecht.
Voor het geval men zich op dit standpunt heeft gesteld, komt het
vraagstuk der instelling van een Inlandsch kadaster in een geheel
ander daglicht te staan als uit het voorgelegde preadvies valt op
te maken.
Spreker stelt den preadviseur de volgende vragen
1°. Heeft de preadviseur zich ten grondslag gesteld een gewenscht
blijvend milikgrondrecht om redenen als in den aanvang door
spreker aangeduid.
2°. dan wel is gedacht aan een op den duur zooveel mogelijk ver
dwijnend milikrecht uit hoofde van de later door spreker gemelde
rédenen.
De heer C. HHazevoet, Inspecteur der Gemeentefinanciën van
de stadsgemeente Batavia, spreekt er zijn waardeering over uit, dat
de prae-adviseur dit onderwerp heeft aangesneden. Spreker, erkennen
de, dat het Kadaster het aangewezen lichaam voor de registratie en
opmeting ook van het inlandsch grondbezit is, is met den heer van
Lissa Nessel van meening, dat, indien men tevergeefs wacht op het
beste, men wel met het mindere het doen verrichten der bedoelde
werkzaamheden door de locale ressorten zal moeten beginnen.