145 U zult den Kadastralen dienst te allen tijde bereid vinden voor bet plegen van overleg en het geven van advies op Kadastraal tech nisch gebied. De heer Ir. R. C. A. F. J. van Lissa Nessel deelt mede, dat hij zwaardere aanvallen op zijn pare-advies verwacht hadhet debat is hem meegevallen. Alleen de heer van Huls heeft het hem op sommige punten lastig gemaakt. Zoo heeft deze spreker hem verweten, dat Inleider het Kadaster uitsluitend beschouwde als een meetinstituut en niet als een regis treering van gronden. Spreker wil er op wijzen, dat dit op een mis verstand berust. Inderdaad registreert het Kadaster ook de gronden, doch het verzorgt niet de in- en overschrijving. Dit gebeurt elders en het is deze „registratie", welke spreker in zijn prae-advies als hoofd onderdeel stelde naast de „gronduitmeting", welke het Kadaster ver richt. De „rech to vergang" geschiedt niet bij het Kadaster en dus heeft de Inleider z.i. terecht de „registratie" naast het Kadaster gesteld. Voorts heeft de Heer van Huls geïnformeerd naar sprekers be doeling betreffende de nauwkeurigheid. Inderdaad heeft prae-adviseur hierbij gedacht aan de lengtemaat en daarbij schijnt hij, zooals uit de berekening van den heer van Huls blijkt, geen slechte aanduiding te hebben gegeven. Overigens heeft de heer van Huls deze aanduiding van 1% uit het verband gerukt, waarin Inleider haar bezigde, toen hij waarschuwde tegen een te ver doorgevoerd perfectionisme naast de volkomen onnauwkeurige praktijken, welke thans bestaan. Spreker is ervan overtuigd, dat het gewenscht zal zijn om zich van een controle op de Gemeentelijke werkzaamheden van bevoegde zijde te verzekerenhiervoor zou de Gemeente wellicht een overeen komst met het Kadaster kunnen aangaan. Het spreekt van zelf, dat bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan het bijhouden van de kaarten en de registratie. Wat de nauwkeurigheid betreft, deelt spreker de meening, dat deze voor de Inheemsche perceelen dezelfde als voor de Europeesche moet zijn. De mededeeling van den heer Paulsen, dat men te Solo den maat staf van nauwkeurigheid wijzigt, naar gelang de perceelen meer of minder kostbaar zijn, heeft op het eerste gezicht veel aantrekkelijks. Nochtans lijkt dat systeem den Inleider vrij gevaarlijk. Hoe toch moet de organisatie van het meetinstituut zijn, indien men niet volgens vaste lijnen werkt, doch vandaag nauwkeurig en morgen onnauwkeurig mag meten?

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 73