154 wat hij nu eigenlijk koopt. Men zal mij zeggen, dat kan hij ook met behulp van den meetbrief. Dit is ten deele waar. De meetbrief kan alleen uitkomst brengen, indien de daarin omschreven merkteekens op het terrein aanwezig zijn. Merkteekens en meetbrief vullen elkaar in dezen aan. Alleen merkteekens geven lang niet altijd uitsluitsel omtrent de vraag naar de grenzen, maar ook de meetbrief alleen doet dat niet. De stelling, dat door de aanwezigheid van merkteekens ook de grenzen bekend zijn, zou alleen opgaan, als de merkteekens inderdaad de grens aangaven, m.a.w. als ze op de grens stonden. Doch aan die voorwaarde voldoen ze in vele gevallen niet, om de eenvoudige reden, dat het overigens jammer genoeg niet is voorgeschreven. Zonder den meetbrief, die met cijfers aangeeft hoe de grens t.o.v. de merk teekens loopt, komt men er dus niet. In Holland verkeert de kooper van een onroerend goed in een aanzienlijk ongunstiger positie. Daar zal hij moeten afgaan op de aan wijzingen van den eigenaar, eventueel van de buren. En vertrouwt hij deze niet, dan moet het Kadaster uitkomst brengen. Luisteraars, het zijn juist deze belangrijke verschilpunten met het Hol- landsche Kadaster, die het Indische kunnen doen wedijveren met de beste Kadasters van Europa, waarvan ik U hier met name het Zwitsersche en Duitsche noem. Na deze ode aan het Indische Kadaster, wordt het zoo langzamerhand tijd U iets omtrent de landmeetkunde, het technische hulpmiddel te ver tellen. De vraag is dus hoe komt de meetbrief en hoe komt de kadastrale kaart nu eigenlijk tot stand. Om het U zoo duidelijk mogelijk voor te schil deren, wil ik beginnen met de kadastrale kaart, hoewel U zulks zal voor komen als zijnde de omgekeerde wereld. Het Kadastrale plan is, ik zei het reeds, eigenlijk een verzameling meet briefkaartjes. Wat zou dus eenvoudiger zijn, dan die kaartjes als stukken van een legkaart aan elkaar te passen en zoodoende de legkaart, het kadas trale plan, te laten ontstaan. Men moet echter niet vergeten, dat hoe nauw keurig men ook meet, de meetbriefkaartjes nooit volkomen juist zijn, altijd kleine fouten vertoonen. Het aaneenleggen zou al die kleine fouten tot groote doen aangroeien en het resultaat zou zijn een afbeelding van een niet bestaande werkelijkheid. Daarom gaat men anders te werk, men gaat meten en past daarbij het systeem toe van werken van het groote naar het kleine. Over de nederzetting, waarvan men een kaart wil maken, wordt een denkbeeldig net van aaneengesloten driehoeken gelegd. T)c hoekpunten van de driehoeken worden op het terrein aangeduid door steenen pilaren, kerktorens of markante punten van hooge gebouwen. Van een der drie hoeken wordt één der zijden gemeten met instrumenten, die te vergelijken zijn met heel groote en heel nauwkeurige duimstokken en voorts worden alle hoeken van de driehoeken gemeten met zeer nauwkeurige hoekmeet- instrumenten, die den naam van theodoliet dragen. Deze geheele meting heet in de landmeetkunde de driehoeksmeting of triangulatie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 82