159 De noodzakelijkheid van het plaatsen van merkteekens in het algemeen is gauw aangetoondArtikel 3 gelezen in verband met artikel 1 van de Merkteckenordonnantie, opgenomen in Stbl. 1912 No. 497, bepaalt n.l. dat ter verzekering van de grenzen van gronden, waarvan meetbrieven moeten worden opgemaakt, vóór den aanvang der opmeting ijzeren of steenen merk- teekenen moeten worden geplaatst. T.a.v. de te bezigen soort van merkteekenen maakt de ordonnantie onderscheid tusschen gronden gelegen binnen en gronden buiten de bebouwde kommen van steden en nederzettingen. Zijn de perceelen binnen de bebouwde kom gelegen, dan is het vol doende de verzekering te laten bestaan of uit ijzeren buizen ter lengte van 1.20 m en met een diameter van cm of uit gemetselde pilaren van 30 cm in het vierkant, 60 cm hoog en voorzien van een fundeering van 40 X 40 X 20 cm. Liggen de perceelen buiten de bebouwde kom, dan dijen de pilaren uit tot steenen gevaarten van 50 X 50 X 60 met een fundeering van 40 X 70 X 70. Ook mag en bij z.g. erfpachtsperceclen moet zelfs gebruik worden gemaakt van spoorstaven of dubbele T-ijzers van minstens 3 m lengte en minstens 12 cm breedte of buizen van dezelfde lengte met een doorsnee van \l]/2 cm. U ziet, het zijn geen halve maatregelen. Aangezien de fundeeringen der palen respectievelijk niet breeder be hoeven te zijn dan 40 of 70 cm, zijn derhalve de uiteinden der voeten niet meer dan 20 of 35 cm van het middelpunt van de paal gelegen en niet een halve meter, zooals de geachte vragensteller meent. Overigens spreekt de ordonnantie nergens van betonnen palen, doch steeds van gemetselde. Uit het bovenstaande moge blijken, dat zoowel binnen als buiten de bebouwde kom gebruik mag worden gemaakt van ijzeren merkteekens, zij het dan dat de afmetingen niet overal dezelfde zijn. Men maakt echter buiten de bebouwde kom meestal liever gebruik van gemetselde pilaren omdat deze goedkooper zijn dan pijpen of T-ijzers van 3 m lengte. De tweede vraag was „Waarom is het daarbij verder noodzakelijk dat de eigenaar van een aangrenzend terrein eveneens dergelijke palen moet plaatsen, waarvan het voetuiteinde dus eveneens ongeveer een halve meter uit het middelpunt van zijn grenspaal ligt?" Het is volstrekt niet noodzakelijk, zelfs niet wenschelijk dat de aan grenzende eigenaar ook palen plaatst. De ordonnantie schrijft daaromtrent niets voor, doch wel dat belanghebbende te voren overleg heeft te plegen met den betrokken kadasterambtenoar omtrent het aantal der merkteekens en de plaats, waar ze moeten worden opgericht. Werd dat overleg inderdaad gepleegd, dan zouden veel overbodige merkteekens nooit geplaatst zijn, want geen kadasterambtenaar zal merkteekens laten zetten bij een grens, die reeds voldoende aan bestaande merkteekens vast ligt. Was dat overleg gepleegd, dan zou bijv. het Poentjak-complex niet herschapen zijn in een kerkhof van grenspalen, dan zou een grenspunt, waar 4 perceelen samen komen niet zijn aangeduid door 4 merkteekens, terwijl volstaan had kunnen worden met 1 merkteeken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 87